Voor u gelezen

Over mens en maatschappij

Archive for the ‘Filosofie’ Category

De opgewekte nihilist

leave a comment »

SYFRET, W., De opgewekte nihilist. Hoe het besef dat je leven geen zin heeft je gelukkig kan maken. (Vert. The Sunny Nihilist, 2021) A’dam, Bruna Uitgevers, 2021, 190 pp. – ISBN 978 94 005 13143

Hoezo, de opgewekte nihilist? Wat is er opbeurend aan een filosofische stroming die beweert dat het leven zinloos is? Wat doet alles er dan nog toe? Waarom zou je dan nog moeite doen om iets te bereiken? En hoe kan het besef dat je leven geen zin heeft je gelukkig maken?

Het hoeft niet te verbazen dat het nihilisme geassocieerd wordt met zwartgalligheid, onverschilligheid en dat het inspiratie geeft aan anarchisten en plegers van zinloze aanslagen. Je zou van minder depressief worden.

Toch zit er in het nihilisme volgens Wendy Syfret een bevrijdende boodschap. Als je de zoektocht naar de diepere zin en betekenis van het leven loslaat wordt het leven niet minder waard, maar kun je er beter van genieten. In dit boek schrijft ze neer hoe zij dat zelf ziet en aanpakt. Het is het persoonlijk relaas van een millennial die wil loskomen van de verpletterende verwachtingen die aan mensen worden gesteld. 

Mensen hebben altijd al gezocht naar de betekenis van gebeurtenissen zich aan hen voordoet. Zingeving is eigen aan de mens. Wij kunnen ons een werkelijkheid zonder zin moeilijk voorstellen. Tot een eeuw geleden vonden mensen die in de religie, de cultuur, de familie. In de eenentwintigste eeuw is zingeving echter tot een obsessie geworden met onrealistische idealen, zoals een schitterende carrière of een perfecte relatie. 

Het gevolg is dat veel mensen zichzelf de hele tijd gestresst achterna lopen en overvragen. Overwerkte mensen wenden zich tot allerlei commerciële initiatieven om efficiënter te werken, beter te kunnen slapen en productiever te zijn. De obsessie met romantische liefde zadelt beide partners op met torenhoge verwachtingen die nauwelijks in te lossen zijn. En het streven naar verlichting en vrede, vroeger het monopolie van de religie, is ingepalmd door de geluks- en zelfontplooiingsbusiness waaraan je hard moet werken.

Hoeveel belang we er ook aan hechten, zingeving is een hopeloos miezerig aanbod, stelt Wendy Syfret. Wat ook de inhoud is, het gaat over iets waar je je hele leven naar moet zoeken, een troost voor kwellingen of beloning voor goedheid. Maar als we er nu eens van uitgingen dat het leven op zich zinloos is? 

Daar kun je natuurlijk verschillende kanten mee uit. Het kan helemaal verkeerd uitpakken en leiden tot defaitisme en weerzinwekkende acties. Maar je kunt het ook geruststellend vinden dat er van jou geen grootse verwezenlijkingen verwacht worden omdat die er niet echt toe doen. Een opgewekte nihilist is zich bewust van de nietigheid van het eigen bestaan, maar ziet er nog steeds zoveel leuke kanten aan dat het de moeite loont om er het beste van te maken en er bovendien van te genieten.

Dit boek is geschreven door een millenial en voor millennials. Ook al is de tekst niet altijd overzichtelijk wegens de vele details, dit is inderdaad een boek met een bevrijdende boodschap!

©  Minervaria

Written by minervaria

31 januari 2022 at 17:11

Geplaatst in Filosofie, Levensbeschouwing

Tagged with

De meeste mensen deugen

leave a comment »

BREGMAN, R., De meeste mensen deugen. Een nieuwe geschiedenis van de mens. De Correspondent, 2019, 521 pp. – ISBN 978 90 829 421 87

Met veel aplomb stelt Rutger Bregman dat de meeste mensen deugen. Het is een mythe dat mensen van nature egoïstisch, paniekerig en agressief zijn. Als bewijs worden vaak anekdotes aangehaald, zoals de plunderingen na een ramp. Maar de solidariteit van mensen wordt in de pers minder uitgesmeerd dan de plunderingen. Zo riep de recente watersnood in Wallonië de spontane hulpvaardigheid op van massa’s wildvreemde mensen.

Waar komt dat negatieve mensbeeld vandaan? Onze huidige samenleving is gebouwd op de filosofie van Hobbes. Die stelde dat mensen van nature egoïstisch zijn. De beschaving is slechts een laagje vernis dat de negatieve driften moet beteugelen. Zonder beschaving zouden mensen wilden worden. Dit beeld klopt echter niet met de realiteit en de bevindingen van modern wetenschappelijk onderzoek.

Bregman neemt een aantal wereldberoemde experimenten over agressie onder de loep, die de theorie van de egoïstische mens ondersteunen. Kritisch onderzoek van deze experimenten haalt hun conclusies echter onderuit. Er zijn alternatieve verklaringen voor de bevindingen. Mensen in precaire situaties gaan bij voorkeur samenwerken, elkaar bijstaan en helpen.

Minder bekend wetenschappelijk onderzoek en studie en observatie van relevante gebeurtenissen ondersteunen alle de vriendelijke aard van de mens. In uiteenlopende moeilijke omstandigheden worden mensen geen wilden, integendeel. Ze gaan elkaar in de regel ondersteunen en samenwerken.

Maar hoe valt dat te rijmen met fenomenen als de holocaust en terrorisme? Als er één groep is die het laat afweten dan zijn het de machthebbers, stelt Bregman. Macht doorkruist de natuurlijke vriendelijkheid en empathie van de mens. Machthebbers maken gebruik van de behoefte van de mens om erbij te horen en zijn vrienden niet af te vallen. Zo zetten ze hem aan tot het plegen van gruweldaden zoals terrorisme en racisme.

De conclusie? De mens is een paradoxaal wezen. Hij is tegelijk vriendelijk én xenofoob en machtsbelust. Veel van onze overtuigingen over mensen en wat hen beweegt zijn gebaseerd op een cynisch, kapitalistisch mensbeeld. Zodra we echter gaan geloven dat de meeste mensen deugen verandert alles.

Willen we de vriendelijke aard van de mens naar boven halen, dan spreken we mensen beter aan op hun goede eigenschappen en goede wil, op hun verantwoordelijkheid. Mensen positief bejegenen, ook al zijn ze ons wellicht niet goedgezind, brengt goodwill en bereidheid tot samenwerken.

Een enorm uitgebreide lijst bronnenmateriaal ondersteunt de optimistische stelling van Bregman. Voor het eerst las ik over de schokkende en absoluut minder rooskleurige achtergronden van beroemde psychologische experimenten, zoals het Stanfordgevangenisexperiment.

Toch heb ik daar zo mijn bedenkingen bij. Het mag dan zo zijn dat de meeste mensen het goed menen en tot samenwerking bereid zijn, er zijn slechts een paar machtsbeluste individuen nodig om de boel grondig te verzieken. De recente betogingen tegen de coronamaatregelen bijvoorbeeld liepen niet uit de hand door wangedrag van de meeste deelnemers maar door een aantal notoire relschoppers die de massa meesleuren.

Ik vind de conclusies van Richard Wrangham realistischer. De meeste mensen mogen dan deugen, vreedzaamheid en samenwerking komen er, zeker op grotere schaal, niet vanzelf. Ze vragen inspanning, planning en wetten.

Het betoog is zeer vlot te volgen en de tekst laat zich lezen als een causerie.

© Minervaria

Written by minervaria

16 december 2021 at 17:50

Geplaatst in Antropologie, Filosofie

De mythe van de moederliefde

leave a comment »

BADINTER, E., De mythe van de moederliefde. Geschiedenis van een gevoel. Utrecht, Bijleveld, 1983, 271 pp. – ISBN 906 1318 017

In 1780 werden in Parijs van de 21.000 pasgeborenen 19.000 onmiddellijk na de geboorte uitbesteed bij een voedster. Dit was in Frankrijk al ettelijke eeuwen gebruikelijk. Pasgeboren baby’s werden ingebakerd en op open karren naar het platteland vervoerd. Om dit betaalde werk te verrichten had de voedster haar eigen kind vaak bij een andere voedster ondergebracht of ze gaf het een papje te eten.

Kinderen werden aan de lopende band uitbesteed en verlaten. Ze stierven in groten getale omdat hun ouders nauwelijks naar hen omkeken. Hoe moet een dergelijke achteloosheid worden uitgelegd, zeker in een tijd waarin borstvoeding van levensbelang was voor het kind? En hoe valt te verklaren dat de moeder van latere eeuwen onmiddellijk na de geboorte overweldigd werd door een instinctieve liefde voor haar kind?

In haar eerste boek uit 1980 presenteert Elisabeth Badinter, filosofe en militant feministe, een studie over de veranderende opvattingen over moederschap in de voorbije eeuwen. Hierin toont ze overtuigend aan dat de manier waarop moederliefde wordt geuit, varieert naargelang het moederschap door de maatschappij hoog of laag gewaardeerd wordt.

Voor het einde van de 18e eeuw telde het kind nauwelijks in het gezin. Het werd vaak als last beschouwd, als onbeduidend bekeken en in het beste geval geduld. Maar in de laatste dertig jaar van de achttiende eeuw kwam er een nieuwe filosofie op. Denkers zoals Rousseau hemelden de moeder-kindrelatie op en kenden aan de moeder een bijna goddelijke status toe.

Langzaam groeide het idee dat een koesterende, zorgende moeder onontbeerlijk was voor de overleving en het welzijn van het kind. Op allerlei manieren werd vrouwen aangepraat dat het moederschap een noodzakelijke en edele taak was, en een bron van menselijk geluk.  De moeder was ten volle verantwoordelijk voor de opvoeding van het kind. Ze had de plicht haar kind op te voeden tot een gelovig christen en gehoorzaam burger.

In de negentiende eeuw ging het moderne gezin zich groeperen rond de moeder. De vrouw aan de haard werd opgesloten in haar moederrol. Moeders waren bovendien ondergeschikt aan de man/vader. Veel vrouwen voelden zich daar goed bij, maar andere werkten hun frustratie hierover uit op hun  kinderen. Hun relatie kenmerkte zich niet zozeer door liefde, maar door controleren en macht uitoefenen.

Daar deed de psychoanalyse in de twintigste eeuw nog een schep bovenop. Als er met het kind iets mis ging, was de moeder schuldig. Ook al zijn hun teksten en inzichten nu achterhaald, de psychoanalisten hebben zeer veel invloed gehad op het moderne beeld van de ‘normale’ zorgende moeder.

Dank aan de feministische theorieën van de jaren 60 van de 20e eeuw kunnen vrouwen er voor de eerste maal in de geschiedenis zelf voor kiezen om huis en kinderen te verlaten en buitenshuis te gaan werken als mogelijkheid tot zelfontplooiing. Dit was uiteraard niet mogelijk geweest zonder efficiënte anticonceptie.

De moderne evolutie bewijst dat het moederschap niet altijd de voornaamste levensvervulling van de vrouw is en moet zijn. Meteen wordt duidelijk dat de gezinsverhoudingen zoals wij die kennen, niet vanzelfsprekend zijn. Ze zijn een Westerse uitvinding en niet zonder meer te extrapoleren naar andere samenlevingen.

Dit werk heeft bij verschijnen felle reacties uitgelokt. In haar antwoord, dat in de latere uitgaven opgenomen is, geeft Badinter haar doordachte visie op moederliefde. Moederliefde is geen allesoverheersende emotie die een vrouw overvalt na de geboorte van haar kind. Zoals ieder menselijk gevoel is het veranderlijk, broos en onvolmaakt. Misschien is het niet zo diep in de vrouwelijke natuur gegrift. Moeders geven het kind aandacht en genegenheid wanneer zij daar maatschappelijk voor beloond worden.

Elisabeth Badinter mag het nog meemaken dat ook vaders emotioneel veel nauwer betrokken zijn bij hun kinderen. We zien steeds meer jonge vaders actief bezig met de verzorging en opvoeding van hun kinderen. In veel landen kunnen ze gebruik maken van vaderschapsverlof. Alhoewel nog in een pril stadium, de thuisblijvende vader wordt niet meer met de nek aangekeken. En heel recent kunnen en mogen vrouwen (en mannen) tot uiting brengen dat zij geen kinderen willen of dat het leven zonder kinderen even en zelfs meer bevredigend kan zijn.

Heel wat boeken zijn snel verouderd, maar dat is zeker niet het geval voor De mythe van de moederliefde. Alleen al de studie van de gebruiken en het gedachtegoed uit de 18e eeuw maakt het de moeite waard. Dit geldt ook voor de kritische kijk op het ideeëngoed van de psychoanalyse, die in Frankrijk nog altijd veel invloed heeft.

Het thema blijft bovendien actueel. Alhoewel vrouwen in het Westen kunnen studeren en een carrière uitbouwen, is de feministische strijd nog niet gestreden. Veel werkende moeders moeten nog altijd genoegen nemen met een lager loon. Het vinden van een geschikte kinderopvang is vaak een heksentoer. En ze voeren nog altijd driekwart van de onbetaalde zorgtaken uit met een enorme impact op hun leven.

©  Minervaria

Deze baanbrekende sociologische studie wordt door antropologe, primatologe Sarah Blaffer Hrdy evolutionair en antropologisch grondig onderbouwd in Moederschap. Een natuurlijke geschiedenis.

Written by minervaria

10 februari 2020 at 17:42

250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria

leave a comment »

VERHOFSTADT, D., 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria. A’dam/A’pen, Uitg. Houtekiet, 2014, 303 pp. – ISBN 978 90 8924 314 0

‘Welke zijn nu de straffen, die behoren toegepast te worden op misdaden? Is de doodstraf een sanctie die werkelijk nuttig en noodzakelijk is voor de veiligheid van en de goede orde in de maatschappij? Is het aanwenden van pijnbank en foltering rechtvaardig en is daarmee het doel te bereiken dat de wetgeving nastreeft? Wat is de beste manier om het plegen van strafbare feiten te voorkomen?’

In Dei delitti delle e pene stelde Cesare Beccaria zijn principes over het strafrecht voor. Zijn uitgangspunt was dat elke mens, arm of rijk, recht heeft op een gelijke behandeling. Niemand mag beoordeeld worden op basis van zijn afkomst, familiebanden of connecties. Straffen moeten in verhouding staan tot de gepleegde misdrijven en de rechters die oordelen en bestraffen moeten onafhankelijk zijn. Een straf mag geen vergelding zijn, maar moet leiden tot het verminderen van misdaden in de samenleving. Ze moet de delinquent beletten zijn medeburgers nog eens te benadelen en de andere mensen ervan afhouden om hetzelfde te doen.

Dirk Verhofstadt heeft de 40 principes van Beccaria gebundeld tot negen. De basis is dat de regels van de groep ondergeschikt zijn aan die van het individu. Families, volkeren, naties of religies zijn niet het belangrijkste, wel het individu. Straffen moeten bovendien vastgelegd zijn in een wet, die voor iedereen geldt. Het strafrecht legt de basis voor rechtvaardigheid en tegen willekeur en het vormt de kern van een democratische en rechtvaardige samenleving.

Ons lijkt dit het intrappen van een open deur, maar in 1764 was Dei delitti e delle pene revolutionair. In die tijd werd het strafrecht beheerst door willekeur, machtsmisbruik en religieuze dogma’s. Hoe iemand berecht werd, was afhankelijk van diens plaats in de maatschappij. Rechters spraken straffen uit op basis van hun persoonlijke inschatting. Beklaagden werden gefolterd en op allerlei wijzen geïntimideerd om bekentenissen af te dwingen. Meningen en gedragingen die afweken van wat de kerk voorschreef werden zwaar bestraft.

De ideeën van Beccaria waren zeer vooruitstrevend voor die tijd. Ze waren zo radicaal dat ze onvermijdelijk botsten met die van de kerkelijke inquisitie. Beccaria werd daarom lang verguisd en bekritiseerd, vooral door de kerk. Hij had echter veel invloed op de Verlichte heersers. Hij inspireerde Verlichtingsdenkers en revolutionaire bewegingen, die een einde wilden maken aan het Ancien Regime en veel nadruk legden op de gelijke behandeling van alle burgers en zich keerden tegen het despotisme.

Tot de publicatie van het werk van Verhofstadt had ik nog nooit over Cesare Beccaria gehoord of gelezen. Een van de grootste Verlichtingsdenkers uit de geschiedenis lijkt compleet vergeten. In Milaan verdringen de toeristen zich voor de imposante duomo, terwijl de Piazza Cesare Beccaria op wandelafstand er nagenoeg verlaten bij ligt.

Toch hebben wij enorm veel aan te danken aan deze Italiaanse filosoof en rechtsgeleerde. Zijn werk heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de humanisering van het strafrecht van zowat alle Europese en Amerikaanse landen. Het vormt de basis voor de Universele Verklaring van de Mensenrechten en het bestaansrecht van de waakhonden Amnesty International en Human Rights Watch.

De denkbeelden van Beccaria blijven immers brandend actueel. Er zijn nog veel landen waar men mensen foltert en executeert, waar willekeurige arrestaties en processen plaats grijpen, rechtszittingen in het geheim gehouden worden, waar ketterij en godslastering worden bestraft, mensen zonder rechterlijk bevel worden vervolgd en opgepakt en waar homoseksuelen de doodstraf krijgen. En in de grootste democratie worden nog steeds mensen geëxecuteerd, sommigen compleet onschuldig.

Ook in democratische landen blijft het gevaar bestaan dat overheden buitensporige macht gebruiken tegenover de burgers, zodat ze opnieuw worden overgeleverd aan willekeur. Als we niet waakzaam blijven lopen zelfs de beste rechtssystemen het gevaar uitgehold te worden, bijvoorbeeld via kliklijnen.

Het werk bestaat uit twee delen: de samenvatting en bespreking van het boek van Beccaria door Dirk Verhofstadt wordt gevolgd door de meest recente vertaling van Dei delitti e delle pene. Een beetje tegendraads ben ik begonnen met het tweede en daar heb ik geen spijt van gehad. Dankzij de puike vertaling is het werk van Beccaria vrij goed leesbaar. En de prima duiding van Verhofstadt vormt daar een welkome aanvulling op.

Dit boek stond heel wat jaren op mijn leeslijstje. Maar mijn troost is dat dit werk nooit achterhaald is. Het is bovendien een must voor iedereen die de mensenrechten genegen is.

© Minervaria

Written by minervaria

21 september 2019 at 09:54

Homo Deus

with one comment

HARARI, N.Y., Homo Deus. Een kleine geschiedenis van de toekomst. (Vert. Homo Deus, 2015) A’dam, Thomas Rap, 2017, 447 pp.

Kun je een geschiedenis schrijven over wat nog komt? Net zomin als de geschiedenis zich herhaalt, laat de toekomst zich voorspellen. In dit boeiende boek probeert de historicus/filosoof Yuval Harari vat te krijgen op wat de toekomst voor ons in petto heeft.

Duizenden jaren lang hield iedereen zich bezig met dezelfde problemen: honger, ziekte, oorlog. Maar aan het begin van het derde millennium hebben we honger, ziekte en oorlog bijna onder controle. Wat komt er dan boven aan de menselijke agenda te staan? Dit is de hamvraag van dit boek.

Homo Deus bouwt verder op de gedachtegang van Sapiens. Dat de mens verhalen kan verzinnen maakt hem bijzonder en onderscheidt hem van de dieren. Die eigenschap stelde hem in staat om complexe menselijke samenlevingen te bouwen. Maar het geloof in deze verhalen zorgde er vaak voor dat de mens zich vooral inspande ter meerdere eer en glorie van fictieve entiteiten als goden en naties en er zelf nauwelijks beter van werd.

Dit veranderde met de opkomst van de moderne wetenschap. Het belangrijkste doel werd het verbeteren van het leven van echte, voelende mensen. Niet de goden of andere mythische wezens zijn het doel van alles, maar de mens zelf. Zo werd het humanisme de dominante wereldreligie. Het vormde de basis voor een liberaal pakket van individualisme, mensenrechten, democratie en vrije markt.

Met de spectaculaire vooruitgang van de wetenschap in de eenentwintigste eeuw, zal de mensheid waarschijnlijk serieus gaan streven naar onsterfelijkheid en geluk. In wezen komt het erop neer dat mensen zich proberen op te werken tot de status van goden.

De opkomst van posthumanistische technologieën en de biowetenschappen zou de humanistische revolutie echter teniet kunnen doen. Recent biowetenschappelijk onderzoek toont aan dat de vrije wil niet bestaat en het vrije individu een mythe is. En het is wellicht een kwestie van tijd voor de techniek zover is dat we de menselijke geest kunnen veranderen.

‘Nog even en we worden geconfronteerd met een stortvloed aan extreem nuttige apparaten, werktuigen en structuren die geen rekening houden met de vrije wil van individuele mensen.’ Zullen de democratie, de vrije markt en de mensenrechten die vloedgolf overleven? En wat zal er gebeuren als de mens gaat sleutelen aan de mens? Zal de mens zelf dat overleven?

Harari ziet drie bedreigingen: mensen zullen hun waarde verliezen, ze zullen hun individualiteit verliezen, en er zal een opdeling groeien tussen een kleine elite van supermensen en de onbetekenende massa. De belangrijkste economische vraag van de 21e eeuw zou weleens kunnen worden wat we aan moeten met alle overbodige mensen.

Welke religie zal het humanistische geloof in de mens dan opvolgen? De meest waarschijnlijke kandidaat is volgens Harari het geloof in de kracht van informatie of data. In de eenentwintigste eeuw zou het homocentrisch wereldbeeld op een zijspoor gezet kunnen worden en vervangen door een datacentrisch wereldbeeld. Daarin zijn menselijke ervaringen waardeloos. Het individu wordt een chipje in een gigantisch systeem dat niemand nog helemaal begrijpt. Zodra het mondiale dataverwerkingssyteem alwetend en almachtig is, wordt verbondenheid met het systeem de bron van alle zingeving.

Een zorgwekkende evolutie? Het is maar hoe je het bekijkt. Ze is trouwens al volop bezig. In de eenentwintigste eeuw zijn onze persoonlijke gegevens waarschijnlijk het waardevolste wat de meesten van ons nog hebben, en we geven ze zonder erg weg aan tech-giganten in ruil voor mailboxen en grappige kattenfilmpjes.

Miljoenen mensen leven nu al voornamelijk op sociale media. Ze checken om de haverklap hun smartphone om toch maar niets te hoeven missen, zijn van slag paniek als internet het laat afweten en geloven zonder meer wat hun daar voorgeschoteld wordt. De uitkomst van recente verkiezingen werd nu al grondig beïnvloed door fake news.

Het dataïsme kan het einde betekenen van de democratie en een totaal ander systeem inluiden. Maar we moeten niet in paniek slaan, zegt Harari, dit zal geleidelijk gebeuren.

Uiteraard blijft deze analyse speculatief. Maar ze is zeker niet uit de lucht gegrepen en zet op zijn minst aan het denken. Alleen al omwille van de originele en spitsvondige verbanden is dit boek echt de moeite van het lezen waard. En het is nog vlot geschreven ook.

© Minervaria

Written by minervaria

15 februari 2019 at 17:38

Geplaatst in Cultuur, Filosofie, Geschiedenis

Gratis geld voor iedereen

leave a comment »

BregmanR14BREGMAN, R., Gratis geld voor iedereen. En nog vijf grote ideeën die de wereld kunnen veranderen. A’dam, De correspondent, 2014, 255 pp. – ISBN 978 90 822 5630 7

Ben je gek? Gratis geld voor iedereen? Zo verzanden we binnen de kortste keren in een hangmatsamenleving waar niets en niemand nog beweegt. Wie zal er nog willen werken? En waar zal men het geld vandaan halen?

Het onvoorwaardelijk basisinkomen, voor velen een onhaalbare utopie, begint echter langzaam in de geesten door te sijpelen. Vorig jaar heeft men in Finland besloten om het basisinkomen te gaan testen. Binnenkort wordt er in Zwitserland een referendum over georganiseerd. Het is één van de ideeën in dit boek die de droom van een betere wereld dichterbij kunnen brengen.

Leven we dan niet nu al in de beste aller werelden? Ja hoor, zegt Rutger Bregman. We leven in Luilekkerland, we hebben het nog nooit zo goed gehad. De economische vooruitgang heeft ons leven welvarend en comfortabel gemaakt. Maar het is niet al goud wat blinkt. Want diezelfde voorspoed heeft ons ook consumentisme, doorgeschoten individualisme, materialisme en ziekmakende werkstress gebracht. En we blijven in die ratrace meedraaien, omdat we ons niet durven voorstellen hoe het beter kan.

De geschiedenis leert echter dat de manier waarop we onze samenleving hebben ingericht niet vanzelfsprekend is. Het kan altijd anders. En dus is het hoog tijd voor nieuwe dromen en ideeën. Want ideeën kunnen de wereld veranderen. Bregman houdt een bevlogen pleidooi voor de terugkeer van de utopie.

Utopieën koesteren radicale ideeën over een andere, betere wereld. De twintigste eeuw heeft de utopie echter een kwalijke reputatie bezorgd. De nachtmerries van het fascisme, het communisme, het nazisme liggen nog vers in het geheugen. En de opmars van IS met het bijhorende terrorisme duwt ons weer met de neus op de gevaren van de utopie. Utopieën hoeven echter niet noodzakelijk uit te monden in totalitaire systemen. Dromen van de ideale maatschappij kan ook zonder de pasklare antwoorden van het fanatisme. Een utopie die goede vragen stelt en richtingen aangeeft is een poging om de toekomst te ontgrendelen, om de ramen van het denken weer open te zetten.

Zo zijn een onvoorwaardelijk basisinkomen en een werkweek van 15 uur nu nog zonderlinge dromen. Maar hoe lang zal dat nog duren? Nu al wordt duidelijk dat de economische en technologische evoluties herverdeling van werk en geld onvermijdelijk zullen maken. De ideale maatschappij van de toekomst hanteert een ander belastingstelsel en nieuwe maatstaven van vooruitgang. En ze is een wereld zonder grenzen waarin er geen armoede heerst.

De economische crisis en de recente opmars van het religieus fundamentalisme en terrorisme lijken doemdenken te rechtvaardigen. Velen zoeken hun heil in een conservatieve visie die denkt dat vroeger alles beter was en vooral wil behouden wat er is. Met een aanstekelijk positieve, optimistische levensvisie gaat de jonge filosoof Rutger Bregman daar lijnrecht tegenin.

Zijn verfrissend vooruitgangsoptimisme brengt een radicaal andere toekomst tot leven, met een kwalitatief beter leven voor alle mensen. Die mooie dromen zijn bovendien geen natte vingerwerk, maar goed doordacht. Hij haalt dan ook de mosterd bij eminente denkers als Philippe Van Parijs, die wereldwijd erkenning geniet als promotor van het basisinkomen.

Gratis geld voor iedereen is een ronduit inspirerend boek. Het is bovendien heel toegankelijk en onderhoudend geschreven en een waar plezier om te lezen.

© Minervaria

Kritische bedenkingen bij het basisinkomen:
Geluk voor iedereen?

Written by minervaria

28 mei 2016 at 19:17

De ongelovige Thomas heeft een punt

with one comment

BraeckmanJBoudryM11BRAECKMAN, J. & M. BOUDRY, De ongelovige Thomas heeft een punt. Handleiding voor kritisch denken. A’pen, Utrecht, Uitg. Houtekiet, 2011, 344 pp. – ISBN 978 90 8924 188

Energetische kristallen, complottheorieën, helderziendheid, homeopathie, handoplegging, telekinese, aardstralen, telepathie, urinetherapie, oorkaarstherapie, astrologie, wichelroedelopen, auratherapie, chakra’s, het bestaan van engelen, sterrenkinderen, geloof in vorige levens en wenende Mariabeelden. Het aanbod van bizarre beweringen en opvattingen is tot op de dag van vandaag schier onuitputtelijk.

We hebben allemaal overtuigingen die we ons zonder goede redenen eigen maakten. Zelfs zeer verstandige mensen, onder wie wetenschappelijk geschoolde academici, kunnen ten prooi vallen aan compleet onzinnige overtuigingen. Gelukkig zijn de meeste ervan vrij onschuldig, maar ze kunnen ook zeer gevaarlijk zijn. Zo leverden de Protocollen van de Wijzen van Sion stof voor het antisemitisme en de Jodenvervolging in de vorige eeuw.

Het menselijk denken is bijzonder vatbaar voor bijgeloof, valse verbanden en geloof in bovennatuurlijke krachten. De menselijke hersenen zijn immers niet geëvolueerd om te onderzoeken of iets juist is, maar om snel te reageren op prikkels die op gevaar kunnen wijzen. Informatie die op het eerste zicht belangrijk is zet aan tot actie. Zodoende leggen mensen gemakkelijk verbanden die niet stroken met de werkelijkheid.

Gelukkig kunnen we nadenken over het denken zelf. Kritisch denken is de beste garantie tegen zelfbedrog. Behalve voor alledaagse en triviale uitspraken, is het verstandig om een nieuwe opvatting niet te aanvaarden voordat er voldoende en deugdelijke bewijzen zijn. Een dergelijke houding druist echter in tegen onze natuurlijke psychologische neigingen en vergt daarom bewuste oefening.

Hoe moeten we te werk gaan om niet elke bewering voetstoots aan te nemen? Hoe kunnen we desinformatie opsporen en ondeugdelijke argumenten doorprikken? Hoe herkennen we tegenstrijdige beweringen? Wat is een geldige veralgemening of afleiding? Zijn bepaalde vergelijkingen correct of misleidend? Hoeveel afwijkende fouten volstaan om een theorie onderuit te halen?

Als doorwinterde sceptici leggen de auteurs verschillende bizarre beweringen langs de lat van het kritische denken. Ze lichten de basismechanismen toe van kritisch denken en verschaffen tevens een aantal vuistregels om ondeugdelijke opvattingen te herkennen. Hiervoor steunen ze op de resultaten van doorgedreven onderzoek in de cognitieve psychologie. Dit maakt duidelijk hoezeer ons denken vatbaar is voor illusies en vooringenomenheden.

Zo maken ze duidelijk hoe complottheorieën drijven op de neiging van mensen om conclusies te trekken op basis van oppervlakkige verbanden. Ze ontrafelen de mysteries rond fabeldieren en monsters zoals Bigfoot en het monster van Loch Ness. Ze leggen uit hoe ons geheugen ons in de maling kan nemen en opzadelen met verdrongen herinneringen. En ze tonen aan hoe gemakkelijk mensen in een goed voorbereide hoax kunnen tuinen.

U leert waarom u geen geloof moet hechten aan theorieën die gebaseerd zijn op religieuze geschriften, zoals het creationisme. U krijgt een rondleiding in het wetenschappelijk onderzoek naar mirakels, bijna-doodervaringen, leven na de dood en bidden voor genezing. U wordt wegwijs gemaakt in de trukendoos van mediums en helderzienden. En u leert de strategieën doorzien van pseudowetenschappers waarmee ze zich indekken tegen mogelijke ontkrachting en interne contradicties.

In de bespreking van het postmodernisme wordt tot slot duidelijk dat kritisch denken niet gelijk staat aan alles relativeren en onophoudelijk in vraag stellen. Kritische denkers staan wel sceptisch tegenover theorieën en praktijken die in strijd zijn met wetenschappelijke inzichten of die de wetenschappelijke methodologie aan hun laars lappen. Ze worden daardoor vaak beschouwd als tegendraadse lastposten en onverdraagzame wetenschapsfundamentalisten. Toch verplichten zij niemand om inzichten te aanvaarden die botsen met de eigen diepste overtuigingen.

In De ongelovige Thomas heeft een punt komt uiteraard niet het hele domein van pseudowetenschap en bizarre overtuigingen aan bod. De auteurs hebben een keuze gemaakt uit de meest gangbare onzinnige theorieën en verwijzen naar andere lectuur voor wie zich daarin wil verdiepen. Ze willen een handleiding aanreiken, waarmee waarschijnlijke van minder waarschijnlijke beweringen kunnen onderscheiden worden en drogredeneringen kunnen herkend worden. Daarin zijn ze met glans geslaagd.

Een rechtgeaarde gelovige zal dit boek wellicht links laten liggen. Het is echter warm aanbevolen aan iedereen die zichzelf niet goedgelovig vindt en, zoals de apostel Thomas, zich liever niet laat vangen door loze beweringen. De tekst is bovendien helder en onderhoudend geschreven en vlot te lezen. Alleen het laatste hoofdstuk over het postmodernisme is minder toegankelijk voor de modale lezer.

© Minervaria

Written by minervaria

29 juli 2015 at 00:03

Geplaatst in Filosofie, Wetenschap

Niet voor de winst

leave a comment »

NussbaumM11NUSSBAUM, M., Niet voor de winst. Waarom de democratie de geesteswetenschappen nodig heeft. (Vert. Not for profit, 2010) A’dam, Uitg. Ambo, 2011, 214 pp. – ISBN 978 90263 2665 3

Er is een crisis gaande in het onderwijs. Overal ter wereld worden de geesteswetenschappen wegbezuinigd. In functie van het sterke streven naar winst op de wereldmarkten moeten ze plaats maken voor vakken die meer onmiddellijk economisch en praktisch nut hebben. Martha Nussbaum vindt dit een verontrustende ontwikkeling. Er dreigen waarden verloren te gaan die van groot belang zijn voor de toekomst van de democratie.

Het is juist dat de nationale belangen van democratieën een sterke economie vereisen en een bloeiend zakenleven. Maar economische groei volstaat niet voor de groei en bloei van een democratie. Democratie is zelfs niet nodig voor economische groei. Ook niet-democratische landen kunnen het economisch (zeer) goed doen. In een democratisch systeem hebben mensen echter ook een goed leven omdat ze een stem hebben in het beleid dat hun leven bepaalt.

Want als we willen dat onze democratieën levend en alert blijven hebben we kritische en mondige burgers nodig, die tevens betrokken zijn op anderen en respect hebben voor elkaar. De opvoeding tot kritisch, geïnformeerd, onafhankelijk en empathisch democratisch burgerschap wordt het best gediend door een brede en gevarieerde training in de geesteswetenschappen.

Jonge mensen dienen kennis te maken met verschillende landen en culturen en inzicht te krijgen in de wereldgeschiedenis en in de politieke, sociale en economische structuren. Zo krijgen ze de kans om wereldburgers te worden met een ruime en open kijk op de wereld en het vermogen om deze te zien door de ogen van iemand anders.

Om haar stelling te staven doet de auteur beroep op een keur van vooraanstaande pleitbezorgers voor vernieuwend onderwijs in de geesteswetenschappen. Deze pioniers brachten op zeer verschillende wijze de socratische methode in de praktijk. Zij leerden de jongeren nadenken, argumenteren en debatteren. Zij besteedden ook veel aandacht aan het cultiveren van kunst, een uitstekend middel tot inleven en samenhorigheid.

In dit manifest houdt Martha Nussbaum een warm pleidooi voor de geesteswetenschappen in het onderwijs en roept op tot actie. Het aanpakken en verbeteren van de vrij uitzichtloze situatie van de kunsten en geesteswetenschappen in het onderwijs vergt overigens niet zozeer geld, maar vooral toegewijde mensen en steun voor de programma’s.

En ze besluit: “De geesteswetenschappen doen iets wat veel kostbaarder is dan geld opleveren. Ze maken de wereld tot een plek waar het leven de moeite waard is, ze brengen mensen voort die in staat zijn om andere mensen te beschouwen als volledige mensen, met eigen gedachten en gevoelens die respect en inlevingsvermogen verdienen, en landen die in staat zijn om angst en argwaan te overwinnen en te kiezen voor een welwillend en redelijk debat.” Dit mag dan wellicht te optimistisch zijn, zonder adequaat onderwijs in de geesteswetenschappen zou de wereld voor velen wellicht nog minder aangenaam zijn.

Zoals alle andere werken van Martha Nussbaum is ook dit boek echt voor de lezer geschreven. Daarom is het jammer dat de vertaling te wensen overlaat. Deze is te dicht bij het Engels gebleven, met lange en ingewikkelde zinnen zonder een enkele komma.

© Minervaria

Written by minervaria

31 mei 2015 at 16:12

Geplaatst in Filosofie, Onderwijs

Het huis van de vrijheid

leave a comment »

ClaassenR11CLAASSEN, R., Het huis van de vrijheid. Een politieke filosofie voor vandaag. A’dam, Ambo, 2011, 371 pp. – ISBN 978 90 263 2409 3

Vrijheid is een sterk merk. Van alle politieke idealen wordt er wereldwijd het meest voor gestreden. Maar er wordt wellicht evenveel gebakkeleid over wat onder vrijheid dient verstaan te worden en wie die moet mogelijk maken en beschermen. En dan komt de staat in het vizier.

Je kunt de staat vergelijken met een huis en de overheid met het huisbestuur. Dit moet ervoor zorgen dat de bewoners zonder al teveel problemen kunnen samenleven. In Het huis van de vrijheid vraagt Rutger Claassen zich af wat de staat moet doen om de vrijheid voor de burgers te realiseren.

Voor een zinvol antwoord moet in de eerste plaats bepaald worden welk soort vrijheid de staat dient te beschermen en te vrijwaren. Claassen kiest voor een positieve invulling en benoemt deze als autonomie of zelfbeschikking. Het ideaal van autonomie laat de meeste ruimte aan individuen om hun leven naar eigen inzicht in te richten. Vrijheid is immers meer dan vrij zijn van. In de eenentwintigste eeuw moet de vrijheid, die in de vorige eeuw veroverd werd, goed beheerd worden.

De staat moet dus zorgen voor een politieke gemeenschap waarin burgers een zo groot mogelijke persoonlijke autonomie genieten. Hij dient publieke goederen te voorzien of te beschermen die burgers nodig hebben om deze zelfbeschikking te kunnen uitoefenen. Tegelijk mag hij zich echter niet mengen in de zaken die deze burgers vervolgens ondernemen. Hoe kan de staat deze evenwichtsoefening oplossen? Claassen probeert een antwoord te formuleren voor een aantal kwesties die de gemoederen momenteel beroeren.

De eerste kwestie betreft veiligheid. Mag de staat de individuele vrijheid aan banden leggen en zo ja in welk geval? Wanneer is de overheid betuttelend en waar ondersteunt zij de vrijheid om te kiezen? Een gordelplicht of vettaks kan gekaderd worden in het beperken of vermijden van schade. Maar wat te denken van bijvoorbeeld de subsidiëring van kunst en cultuur in het kader van volksverheffing?

Het tweede discussiepunt betreft de nadruk op economische groei. Welvaart heeft veel vrijheid gebracht. Maar brengt toenemende welvaart ook steeds meer autonomie? Moeten we koortsachtig proberen nog hogere groeicijfers te behalen en nog meer welvaart te scheppen? Moet de staat zich bemoeien met de keuze van individuen tussen meer werk of meer vrije tijd? En wat kan hij doen zodat ze vrij kunnen kiezen?

Onze samenleving is tenslotte steeds minder homogeen geworden. De groeiende diversiteit roept wantrouwen op tussen ‘autochtonen’ en ‘allochtonen’ en dreigt de samenhorigheid van de bewoners van het huis te verbrokkelen. Moet de staat zich bemoeien met het samenleven van bevolkingsgroepen in een multiculturele samenleving? Mag ze integratie afdwingen? Zijn er grenzen aan de vrijheid van mensen om volgens hun cultuur te leven? In hoeverre moet de staat deze culturele identiteit erkennen en ruimte geven?

Het huis van de vrijheid gaat over de grondslag van onze samenleving. Het boek zet de lezer aan het denken over de betekenis van vrijheid en over de links-rechtstegenstelling in de politiek. Hij wordt uitgenodigd om zich te bezinnen over een aantal kwesties die de goegemeente van tijd tot tijd hevig kunnen beroeren, zoals euthanasie en religieuze uitingen. En hij krijgt bovendien een paar originele ideeën aangereikt.

Men hoeft het uiteraard niet in alles met de auteur eens te zijn. Hij erkent trouwens dat zijn standpunt over de verantwoordelijkheid van de staat in het bevorderen van de autonomie beperkingen heeft. De gespannen relatie tussen vrijheid en gelijkheid komt bijvoorbeeld niet aan de orde en de taken en verantwoordelijkheid van de burger blijven onderbelicht.

Het werk is bevattelijk geschreven en het betoog wordt geïllustreerd met concrete voorbeelden. Die komen uiteraard uit de Nederlandse situatie, maar ze kunnen zonder probleem vertaald worden naar de Belgische realiteit.

© Minervaria

Written by minervaria

3 december 2014 at 13:27

Geplaatst in Filosofie, Politiek

Hoeveel is genoeg?

leave a comment »

SkidelskyRSkidelskyE13SKIDELSKY, R. & E. SKIDELSKY, Hoeveel is genoeg? Geld en het verlangen naar een goed leven. ( Vert. How Much is Enough?, 2012) A’pen, Uitg. De Bezige Bij, 2013, 320pp. – ISBN 978 90 8542 464 2

Niets is genoeg voor de man die aan genoeg te weinig heeft.

 Epicurus

Hoeveel is genoeg? is een betoog tegen onverzadigbaarheid. Onverzadigbaarheid ligt in de menselijke aard, maar die wordt opgejaagd door het kapitalistische systeem. Het kapitalisme heeft enorme materiële verbeteringen mogelijk gemaakt en voor iedereen in het Westen welvaart en rijkdom gecreëerd. Maar het heeft ons ook het voornaamste voordeel van die rijkdom ontnomen: het besef dat we genoeg hebben. De spiraal van competitief consumeren houdt een systeem in stand waarin hebzucht centraal staat en waarin het moeilijk wordt gemaakt om te genieten van wat we hebben.

Midden de vorige eeuw dachten vooraanstaande economen dat als gevolg van de economische groei de verlangens van mensen uiteindelijk zouden bevredigd zijn. Ze zouden minder uren werken en meer vrije tijd hebben om van het leven te genieten. Het is onderhand duidelijk dat deze voorspelling niet juist was. Nu die wereld van overvloed eindelijk bereikt is, worden er inderdaad wat minder uren gewerkt. Maar tegelijk is er een mentaliteit gegroeid die helemaal in het teken staat van het vergaren en vergroten van bezit en het doelloos scheppen van rijkdom.

We zijn in de val gelopen van vooruitgang zonder doel en van rijkdom zonder einde. Het marktdenken heeft iedereen in zijn greep, de ethiek is uit het openbare leven verdwenen. Aan die waanzin van het eindeloze najagen van rijkdom kunnen we alleen ontsnappen als we er bewust paal en perk aan stellen. We moeten ons afvragen waarvoor economische groei moet dienen en het goede leven weer onder het stof vandaan halen.

Het idee van het goede leven is een universele ethische gedachte. De belangrijke culturen van de oudheid, zowel in Europa als in Azië, stellen alle dat het verzamelen van rijkdom geen doel op zich kan zijn. De rechtvaardige en gematigde mens verwerft alleen wat hij nodig heeft om goed te kunnen leven en laat het daarbij. Geld vergaren brengt schade toe aan basisgoederen zoals vriendschap, persoonlijkheid en geborgenheid.

Ook uit andere hoeken klinkt er verzet tegen de schijnbaar onstuitbare moloch van de groei. Critici wijzen erop dat groei ons niet gelukkiger maakt en ons bovendien opzadelt met een verwoestende invloed op het milieu. Deze bezwaren zijn terecht, maar vervuiling en geluk raken niet aan de kern van het bezwaar tegen de ongebreidelde groei, nl. dat die zinloos is. Geld verzamelen draagt gewoon niet bij tot het goede leven.

Maar wat is dan een ‘goed leven’? Het goede leven is een leven dat wenselijk is, of het nastreven waard. En hoe zou dat goede leven er kunnen uitzien? Er blijkt een brede overeenstemming te bestaan over wat je de basisgoederen van een goed leven zou kunnen noemen. De auteurs onderscheiden er zeven. Ze zijn onverhandelbaar en niet te herleiden tot iets anders.

De voornaamste taak voor de overheid is om de materiële voorwaarden te scheppen voor een goed leven voor iedereen. Overheidsbeleid zou er moeten op gericht zijn om de economie zo in te richten, dat de goede zaken van het leven binnen ieders bereik komen. Verstandig beleid heeft nooit groei als doel, wel als middel, stellen de auteurs. Ze stellen een aantal beleidsinstrumenten voor waarmee men greep kan krijgen op de eindeloze hang naar meer rijkdom. Deze beleidsinstrumenten zouden een samenleving voorzichtig in de richting van het goede leven kunnen duwen.

Maar is het aan de overheid om voor de burgers te bepalen hoe ze ‘goed’ moeten leven? De Skidelsky’s geven toe dat dit paternalistisch is, maar wel nodig om uit de ratrace te kunnen ontsnappen. De overheid dient het ‘goede leven’ echter niet voor te schrijven, maar zich te beperken tot het aanmoedigen en ontmoedigen van bepaalde soorten gedrag. Ze moet zich beperken tot een raamwerk waarbinnen iedereen kan invullen wat wenselijk is voor zichzelf. In feite maakt de overheid immers altijd keuzes voor de burger.

Dit boek is geen pleidooi voor ledigheid, maar voor meer vrije tijd in de ware zin. Als handelingen niet voorkomen uit noodzaak, maar omdat men het graag wil en er geen sprake is van onderdanigheid en geestdodendheid, spreek je niet meer van werk maar van vrije tijd. En als mensen het werk vrijwillig zouden kunnen beperken tot wat nodig is om in basisgoederen te voorzien, zouden ze meer vrije tijd hebben. Dit is het ideaal dat de auteurs voor ogen hebben.

Tegen deze visie valt natuurlijk een en ander in te brengen. Daar zijn de auteurs zich goed van bewust. Een aantal van deze bezwaren proberen ze reeds in de inleiding te pareren. Ze zijn overigens niet tegen economische groei op zich, maar ze verzetten zich tegen het idee van groei omwille van de groei. Economische groei moet een middel blijven in dienst van hogere waarden. Waarschijnlijk zullen velen die waarden kunnen beamen, maar het is jammer dat de auteurs hun keuze niet grondiger beargumenteerd hebben.

En hoeveel is nu eigenlijk genoeg? Daar kunnen de Skidelsky’s uiteraard geen concreet antwoord op geven. Zij willen vooral doen nadenken over de zin en onzin van de ratrace in het huidige economische systeem. En ze beperken zich tot het suggereren van beleidsinstrumenten waarmee de overheid de samenleving voorzichtig op weg kan zetten in de richting van het ‘goede’ leven.

Het is jammer dat dit werk als geheel niet echt onderhoudend en bevattelijk geschreven is, want het bevat zeer interessante inzichten. Zo leert u hoe de mantra van economische groei vaste voet aan de grond gekregen heeft. Om dit goed te begrijpen moet u echter beschikken over een gedegen voorkennis van economische theorieën en figuren, alsook van de klassieke filosofen en de literatuur. Meer toegankelijk is dan weer het weerwerk van de auteurs tegen de argumenten van de gelukseconomen en milieuactivisten inzake economische groei.

© Minervaria

Robert Skidelsky aan het woord

Written by minervaria

19 oktober 2014 at 10:28

Geplaatst in Economie, Filosofie, Politiek