Voor u gelezen

Over mens en maatschappij

Posts Tagged ‘Rechtvaardigheid

De tirannie van verdienste

leave a comment »

Image

SANDEL, M., De tirannie van verdienste. Over de toekomst van de democratie (Vert. The Tyranny of Merit, 2020) Utrecht, Uitg. Ten Have, 2020, 365 pp. – ISBN 978 90 259 0750 1

Een CEO van de bel20 verdient 6.533 euro per dag. Voor datzelfde bedrag moeten de meeste mensen meer dan drie maanden werken. Hoezo kun je rijk worden “als je maar hard genoeg werkt”? Michael Sandel, hoogleraar politieke wetenschappen aan Harvard University, heeft er een duidelijke visie over.

In de voorbije veertig jaar is het ongenuanceerde marktdenken nagenoeg overal ter wereld de overheersende ideologie geworden. Alles werd een zaak van vraag en aanbod met rampzalige gevolgen voor de gewone mens. De ongelijkheid is schrikbarend toegenomen. Tot overmaat van ramp hebben de centrumlinkse partijen kritiekloos het discours van de markt omarmd.

Het allesoverheersende geloof in de markt trok de sociale verhoudingen scheef en bevorderde een meritocratische mentaliteit. Als je maar hard genoeg werkt, kun je alles bereiken, luidt het devies. Wie het ‘maakt’ in het leven heeft dit dus verdiend. Succes en mislukking werden de graadmeter voor verdienste, arbeid heeft aan waardigheid ingeboet. Mensen uit de arbeidersklasse hebben aan economische en culturele status ingeleverd en veel mensen hebben het gevoel dat de elites op hen neerkijken.

Op zich is er natuurlijk niets mis met de vrije markt, noch met verdienste. Als je hard werkt voor iets, dan heb je het ook verdiend om ervoor beloond te worden. Het wordt echter een probleem als we gaan denken dat we onze successen op eigen kracht behaald hebben. Er zijn zoveel factoren die het al dan niet mogelijk maken om succes te boeken. Is het werkelijk je eigen verdienste dat je toevallig over de talenten beschikt waaraan een marktsamenleving waarde hecht?

In een dergelijke context is loon naar verdienste een vorm van tirannie, van onrechtvaardigheid. De tirannie van verdienste feliciteert de winnaars en kleineert de verliezers. De rol van het lot, tegenslag en toeval wordt volledig genegeerd. Aan verdienste wordt een moreel kaartje gehangen. Wie goed presteert heeft dit aan zichzelf te danken, wie mislukt heeft het eveneens aan zichzelf te danken.

Het gevolg is dat wie bovenaan de maatschappelijke ladder belandt, inderdaad gaat geloven dat dit succes verdiend is. En diegenen die geen succes kennen, raken ervan overtuigd dat ze hun falen helemaal aan zichzelf te danken hebben. Het meritocratisch geloof stapelt de ene belediging op de andere. Zo worden diploma’s en certificaten systematisch overgewaardeerd, waardoor de handarbeiders en het kantoorpersoneel steeds minder aanzien genieten.

De overheid, die het zou moeten opnemen voor de gewone burger en solidariteit en samenhang zou moeten bevorderen, heeft grandioos gefaald. De gestage uitholling van de maatschappelijke status van mensen die niet gestudeerd hebben of het niet ‘gemaakt’, heeft fundamenteel wantrouwen bij de burger veroorzaakt. De populistische onvrede wortelt in moreel ressentiment tegen diegenen die ‘onverdiend’ profiteren van de mondialisering.

Hoe geraken we daaruit? Hoe kan de tirannie van verdienste overwonnen worden zonder die verdienste op zich af te schuiven? We moeten op een andere manier gaan denken over succes, zegt Sandel. Hij werkt dit uit voor twee concrete thema’s, onderwijs en waardig werk.

Er moet weer waardering komen voor andere vormen van onderwijs dan universiteit. De overwaardering van diploma’s ondergraaft de maatschappelijke erkenning van en achting voor mensen die daar niet over beschikken. Mensen mét diploma zijn dan weer geneigd om neer te kijken op zij die er geen hebben. En de laatsten worden nauwelijks vertegenwoordigd in de beleidsorganen van de politiek.

Een hervorming van de belastingen zou kunnen bijdragen tot een herwaardering van werk. Door belasting op werk wordt de waarde van werk immers aangetast en werknemers krijgen een steeds kleiner deel van de koek die ze helpen produceren. Belastingen zouden zich moeten verhouden tot de bijdrage aan het algemeen welzijn. Financiële transacties zouden dus zwaarder belast moeten worden, arbeid minder zwaar.

Ongenadig fileert Michael Sandel de meritocratische samenleving van de voorbije veertig jaar. Zijn discours is vooral toegesneden op de Angelsaksische landen, waar het marktdenken het zwaarst heeft toegeslagen. In Europa is dit, hoewel minder desastreus, echter in vele opzichten ook van toepassing. Het succes van de populistische partijen zegt voldoende.

Sandel is niet de enige die de uitwassen van de doorgedreven neoliberalisering aan de kaak stelt en een gelijkaardige analyse maakt. Het is dan ook onbegrijpelijk dat de politiek dit nog steeds niet lijkt door te hebben. Misschien is het toch niet zo verbazend, aangezien mensen zonder universitair diploma nauwelijks vertegenwoordigd worden in de beleidsorganen van de politiek.

Dit boek legt ongenadig de vinger op de neoliberale wonde. Veel inzichten waren niet echt nieuw voor mij, maar Sandel legt interessante verbanden en maakt er een samenhangend en degelijk onderbouwd geheel van.

©  Minervaria

Written by minervaria

8 maart 2021 at 16:25

250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria

leave a comment »

VERHOFSTADT, D., 250 jaar over misdaden en straffen. Cesare Beccaria. A’dam/A’pen, Uitg. Houtekiet, 2014, 303 pp. – ISBN 978 90 8924 314 0

‘Welke zijn nu de straffen, die behoren toegepast te worden op misdaden? Is de doodstraf een sanctie die werkelijk nuttig en noodzakelijk is voor de veiligheid van en de goede orde in de maatschappij? Is het aanwenden van pijnbank en foltering rechtvaardig en is daarmee het doel te bereiken dat de wetgeving nastreeft? Wat is de beste manier om het plegen van strafbare feiten te voorkomen?’

In Dei delitti delle e pene stelde Cesare Beccaria zijn principes over het strafrecht voor. Zijn uitgangspunt was dat elke mens, arm of rijk, recht heeft op een gelijke behandeling. Niemand mag beoordeeld worden op basis van zijn afkomst, familiebanden of connecties. Straffen moeten in verhouding staan tot de gepleegde misdrijven en de rechters die oordelen en bestraffen moeten onafhankelijk zijn. Een straf mag geen vergelding zijn, maar moet leiden tot het verminderen van misdaden in de samenleving. Ze moet de delinquent beletten zijn medeburgers nog eens te benadelen en de andere mensen ervan afhouden om hetzelfde te doen.

Dirk Verhofstadt heeft de 40 principes van Beccaria gebundeld tot negen. De basis is dat de regels van de groep ondergeschikt zijn aan die van het individu. Families, volkeren, naties of religies zijn niet het belangrijkste, wel het individu. Straffen moeten bovendien vastgelegd zijn in een wet, die voor iedereen geldt. Het strafrecht legt de basis voor rechtvaardigheid en tegen willekeur en het vormt de kern van een democratische en rechtvaardige samenleving.

Ons lijkt dit het intrappen van een open deur, maar in 1764 was Dei delitti e delle pene revolutionair. In die tijd werd het strafrecht beheerst door willekeur, machtsmisbruik en religieuze dogma’s. Hoe iemand berecht werd, was afhankelijk van diens plaats in de maatschappij. Rechters spraken straffen uit op basis van hun persoonlijke inschatting. Beklaagden werden gefolterd en op allerlei wijzen geïntimideerd om bekentenissen af te dwingen. Meningen en gedragingen die afweken van wat de kerk voorschreef werden zwaar bestraft.

De ideeën van Beccaria waren zeer vooruitstrevend voor die tijd. Ze waren zo radicaal dat ze onvermijdelijk botsten met die van de kerkelijke inquisitie. Beccaria werd daarom lang verguisd en bekritiseerd, vooral door de kerk. Hij had echter veel invloed op de Verlichte heersers. Hij inspireerde Verlichtingsdenkers en revolutionaire bewegingen, die een einde wilden maken aan het Ancien Regime en veel nadruk legden op de gelijke behandeling van alle burgers en zich keerden tegen het despotisme.

Tot de publicatie van het werk van Verhofstadt had ik nog nooit over Cesare Beccaria gehoord of gelezen. Een van de grootste Verlichtingsdenkers uit de geschiedenis lijkt compleet vergeten. In Milaan verdringen de toeristen zich voor de imposante duomo, terwijl de Piazza Cesare Beccaria op wandelafstand er nagenoeg verlaten bij ligt.

Toch hebben wij enorm veel aan te danken aan deze Italiaanse filosoof en rechtsgeleerde. Zijn werk heeft in belangrijke mate bijgedragen tot de humanisering van het strafrecht van zowat alle Europese en Amerikaanse landen. Het vormt de basis voor de Universele Verklaring van de Mensenrechten en het bestaansrecht van de waakhonden Amnesty International en Human Rights Watch.

De denkbeelden van Beccaria blijven immers brandend actueel. Er zijn nog veel landen waar men mensen foltert en executeert, waar willekeurige arrestaties en processen plaats grijpen, rechtszittingen in het geheim gehouden worden, waar ketterij en godslastering worden bestraft, mensen zonder rechterlijk bevel worden vervolgd en opgepakt en waar homoseksuelen de doodstraf krijgen. En in de grootste democratie worden nog steeds mensen geëxecuteerd, sommigen compleet onschuldig.

Ook in democratische landen blijft het gevaar bestaan dat overheden buitensporige macht gebruiken tegenover de burgers, zodat ze opnieuw worden overgeleverd aan willekeur. Als we niet waakzaam blijven lopen zelfs de beste rechtssystemen het gevaar uitgehold te worden, bijvoorbeeld via kliklijnen.

Het werk bestaat uit twee delen: de samenvatting en bespreking van het boek van Beccaria door Dirk Verhofstadt wordt gevolgd door de meest recente vertaling van Dei delitti e delle pene. Een beetje tegendraads ben ik begonnen met het tweede en daar heb ik geen spijt van gehad. Dankzij de puike vertaling is het werk van Beccaria vrij goed leesbaar. En de prima duiding van Verhofstadt vormt daar een welkome aanvulling op.

Dit boek stond heel wat jaren op mijn leeslijstje. Maar mijn troost is dat dit werk nooit achterhaald is. Het is bovendien een must voor iedereen die de mensenrechten genegen is.

© Minervaria

Written by minervaria

21 september 2019 at 09:54

De ondernemende staat

with one comment

MAZZUCATO, M., De ondernemende staat. Waarom de markt niet zonder overheid kan. (Vert. The Entrepreneurial State, 2014) A’dam, Uitg. Nieuw Amsterdam, 2015, 320 pp. – ISBN 97890 468 1930 2

Wereldwijd wordt verkondigd dat een logge staat de krachten van het revolutionaire bedrijfsleven alleen maar beknot. Als de staat zich er maar niet teveel mee bemoeit, zal de private sector zich voluit op ondernemerschap en innovatie kunnen storten, zo wordt ons voorgehouden. Maar klopt dat wel?

Het is net andersom, zegt Mariana Mazzucato, hoogleraar economie. De computerwetenschap, het internet, GPS, nanotechnologie, robotica en nieuwe geneeswijzen zijn niet ontwikkeld door de private sector maar dankzij de overheid. Die investeerde in fundamenteel en toegepast onderzoek en in de kenniseconomie. Zonder de overheid stond de groene technologie nog in haar kinderschoenen. Ze is vooral een succesverhaal in die landen waar de staat veel heeft geïnvesteerd in de ontwikkeling ervan.

Grote innovaties vereisen immers tijd en geduld en brengen in eerste instantie extreme onzekerheid mee. Dat soort riskante ondernemingen laten particuliere beleggers liever over aan overheidslaboratoria. Pas wanneer ontwikkelingen lucratief lijken te worden komt het privaat initiatief op de proppen. Beleggers willen immers alleen investeren wanneer er winst kan gemaakt worden. Het rendement van revolutionaire staatsinvesteringen wordt daarmee vrijwel geheel geprivatiseerd.

Exemplarisch voor de gang van zaken is het verhaal van Apple, een bedrijf dat doorgaans voorgesteld wordt als lichtend voorbeeld van dynamische kracht. Er wordt echter niet bij verteld dat het succes van Apple gebouwd is op investeringen van de overheid. In essentie heeft Apple eigenlijk alleen een aantal kerntechnologieën, die dankzij overheidsonderzoek zijn ontwikkeld, gecombineerd tot innovatieve consumptiegoederen.

Apple loopt echter wel met de winsten weg en stuurt steeds weer aan op belastingverlaging. Bovendien verplaatste het zijn lucratieve activiteiten voor een belangrijk deel naar landen waar het meer winst kan maken. Ook andere succesvolle bedrijven, zoals de farmaceutische sector, teren op overheidsinvestering, maar houden de winsten voor zichzelf en proberen zoveel mogelijk belastingen te ontduiken.

Als de staat zoveel investeert in startende en risicovolle ondernemingen is het echter niet meer dan billijk dat een deel van de opbrengst terugkeert naar de overheid. Dit is alleen al belangrijk om de innovatieve cyclus in stand te kunnen houden. Maar ook de belastingbetaler heeft recht op de opbrengst onder vorm van sociale voorzieningen. Mensen zouden met recht behoorlijk verontwaardigd zijn als ze zouden beseften dat grote concerns bakken geld verdienen met innovaties die mogelijk gemaakt zijn door hun belastinggeld, maar dat ze daar nauwelijks iets van terug zien.

De verhouding tussen kosten en baten van innoverende technologie zou veel eerlijker verdeeld moeten zijn. Het zou pas rechtvaardig zijn als de staat een direct rendement zou krijgen op investeringen in innovatie. Om dit te verwezenlijken doet de auteur een aantal concrete suggesties.

In dit boek worden een aantal hardnekkige mythes over de rol van de staat en van het privaat initiatief in de markt en de economie met verve doorprikt. Als u wilt weten hoe uw belastinggeld innovatie en economische groei bevordert, maar ook hoe grote bedrijven onbeschaamd met de winst gaan lopen, lees dan De ondernemende staat!

© Minervaria

Written by minervaria

17 mei 2017 at 14:05

Geplaatst in Economie

Tagged with

Gratis geld voor iedereen

leave a comment »

BregmanR14BREGMAN, R., Gratis geld voor iedereen. En nog vijf grote ideeën die de wereld kunnen veranderen. A’dam, De correspondent, 2014, 255 pp. – ISBN 978 90 822 5630 7

Ben je gek? Gratis geld voor iedereen? Zo verzanden we binnen de kortste keren in een hangmatsamenleving waar niets en niemand nog beweegt. Wie zal er nog willen werken? En waar zal men het geld vandaan halen?

Het onvoorwaardelijk basisinkomen, voor velen een onhaalbare utopie, begint echter langzaam in de geesten door te sijpelen. Vorig jaar heeft men in Finland besloten om het basisinkomen te gaan testen. Binnenkort wordt er in Zwitserland een referendum over georganiseerd. Het is één van de ideeën in dit boek die de droom van een betere wereld dichterbij kunnen brengen.

Leven we dan niet nu al in de beste aller werelden? Ja hoor, zegt Rutger Bregman. We leven in Luilekkerland, we hebben het nog nooit zo goed gehad. De economische vooruitgang heeft ons leven welvarend en comfortabel gemaakt. Maar het is niet al goud wat blinkt. Want diezelfde voorspoed heeft ons ook consumentisme, doorgeschoten individualisme, materialisme en ziekmakende werkstress gebracht. En we blijven in die ratrace meedraaien, omdat we ons niet durven voorstellen hoe het beter kan.

De geschiedenis leert echter dat de manier waarop we onze samenleving hebben ingericht niet vanzelfsprekend is. Het kan altijd anders. En dus is het hoog tijd voor nieuwe dromen en ideeën. Want ideeën kunnen de wereld veranderen. Bregman houdt een bevlogen pleidooi voor de terugkeer van de utopie.

Utopieën koesteren radicale ideeën over een andere, betere wereld. De twintigste eeuw heeft de utopie echter een kwalijke reputatie bezorgd. De nachtmerries van het fascisme, het communisme, het nazisme liggen nog vers in het geheugen. En de opmars van IS met het bijhorende terrorisme duwt ons weer met de neus op de gevaren van de utopie. Utopieën hoeven echter niet noodzakelijk uit te monden in totalitaire systemen. Dromen van de ideale maatschappij kan ook zonder de pasklare antwoorden van het fanatisme. Een utopie die goede vragen stelt en richtingen aangeeft is een poging om de toekomst te ontgrendelen, om de ramen van het denken weer open te zetten.

Zo zijn een onvoorwaardelijk basisinkomen en een werkweek van 15 uur nu nog zonderlinge dromen. Maar hoe lang zal dat nog duren? Nu al wordt duidelijk dat de economische en technologische evoluties herverdeling van werk en geld onvermijdelijk zullen maken. De ideale maatschappij van de toekomst hanteert een ander belastingstelsel en nieuwe maatstaven van vooruitgang. En ze is een wereld zonder grenzen waarin er geen armoede heerst.

De economische crisis en de recente opmars van het religieus fundamentalisme en terrorisme lijken doemdenken te rechtvaardigen. Velen zoeken hun heil in een conservatieve visie die denkt dat vroeger alles beter was en vooral wil behouden wat er is. Met een aanstekelijk positieve, optimistische levensvisie gaat de jonge filosoof Rutger Bregman daar lijnrecht tegenin.

Zijn verfrissend vooruitgangsoptimisme brengt een radicaal andere toekomst tot leven, met een kwalitatief beter leven voor alle mensen. Die mooie dromen zijn bovendien geen natte vingerwerk, maar goed doordacht. Hij haalt dan ook de mosterd bij eminente denkers als Philippe Van Parijs, die wereldwijd erkenning geniet als promotor van het basisinkomen.

Gratis geld voor iedereen is een ronduit inspirerend boek. Het is bovendien heel toegankelijk en onderhoudend geschreven en een waar plezier om te lezen.

© Minervaria

Kritische bedenkingen bij het basisinkomen:
Geluk voor iedereen?

Written by minervaria

28 mei 2016 at 19:17

Honger

leave a comment »

CaparrosM14CAPARRÓS, M., Honger. (Vert. El Hambre, 2014) A’dam, Uitg. Wereldbibliotheek, 2015, 656 pp. – ISBN978 90 284 2622 1

Eén op vijf aardbewoners is te dik en één op zeven heeft honger. Sommigen zeggen dat één op de 3 te dik is en één op de 9 honger heeft. De ene bron heeft het over 790 miljoen ondervoede mensen op de wereld, de andere over 840 miljoen mensen. En volgens de ene sterft iedere 5 seconden een kind van de honger en de andere zegt dat het om de 7 seconden gebeurt. Maar wat maakt het uit en wat zeggen cijfers echt?

Pas als je met de mensen spreekt en in hun leefomstandigheden duikt kun je de omvang van het probleem correct inschatten. De Argentijnse journalist Martín Caparros neemt u mee naar straatarme gebieden met straatarme mensen. Miljoenen overleven er in de meest strikte zin van het woord in onvoorstelbaar ellendige omstandigheden. Ze zijn volstrekt nutteloos, overbodig voor de maatschappij. Hun voornaamste dagelijkse zorg is om te zien of ze iets te eten kunnen bemachtigen. Soms eten ze voldoende, maar ze zijn er nooit zeker van dat ze het zullen krijgen. En die honger treft vooral de allerkleinsten, de kinderen onder vijf jaar.

De auteur sprak met tientallen hongerende mensen in onder andere India, Bangla Desh, Argentinië en Zuid-Soedan. Hij documenteert hun schrijnende verhalen over de dagelijkse strijd om hun kinderen en zichzelf in leven te houden en uit de klauwen van ziekte te blijven. En hij gaat op zoek naar de oorzaken van deze mensonterende situatie. Hoe komt het dat in deze hoogontwikkelde wereld bijna 2 miljard mensen zonder uitzicht op verbetering gebukt gaan onder rauwe armoede en honger?

Natuurlijk zijn er veel gebieden waar voedselproductie zeer bewerkelijk is. De wereldbevolking is de afgelopen decennia bovendien exponentieel toegenomen. Maar het probleem is niet dat er een tekort is aan voedsel. Alle organisaties, onderzoekers en regeringen zijn het erover eens dat er in de wereld meer dan genoeg voedsel wordt geproduceerd om alle mensen op aarde te voeden en nog 4 of 5 miljard meer.

Het probleem is dat al die mensen geen geld hebben om het te kopen. En dat is niet hun eigen schuld, zoals sommigen durven beweren. Meer dan ooit is gebrek aan voedsel het gevolg van een sociale en economische orde die deze mensen de kans ontneemt om behoorlijk te eten. Op de wereldmarkt zijn er immers grote belangen gemoeid bij de productie en verkoop van voedsel.

Voedsel werd een investering zoals olie, goud of zilver. Op de beurs worden de internationale voedselprijzen gemanipuleerd, zodat ze de pan uit rijzen. Voedsel is geen consumptiegoed meer maar een middel tot speculatie waarmee grof geld te verdienen is. Voor miljoenen mensen is voedsel onbetaalbaar geworden.

De export van voedsel is bovendien veel lucratiever dan de verkoop in eigen land. Het beschikbare land wordt gebruikt voor exportgewassen, waardoor de bevolking niet meer zelfvoorzienend is. Zo werd Argentinië, het land van de auteur, de sojaschuur van de wereld terwijl de ongelijkheid er onrustbarend toenam en honderdduizenden mensen in diepe armoede dompelde. De opbrengst van de teelten gaat naar het buitenland en de overschotten worden gewoon weggegooid.

In veel Afrikaanse landen, waar eigendommen slecht geregistreerd zijn, is voedsel ook een machtsmiddel geworden. Buitenlandse bedrijven kopen landbouwgrond van de regering als investeringsgoed. De boeren verliezen hun land, worden afhankelijk van een loon en moeten vervolgens duur voedsel kopen voor de internationale prijzen.

Voor ons, rijke bewoners van de min of meer rijke landen, was het leven nog nooit zo goed. Voor ons is de wereld één grote supermarkt. Maar die welvaart wordt in feite mogelijk gemaakt door de mensen die honger lijden. Armoede en honger hebben dezelfde oorzaak. De voornaamste oorzaak van honger is rijkdom. De honger van miljoenen mensen is het gevolg van plundering, aldus Martín Caparrós. Ze is de grootste schandvlek van deze wereld.

Op dit moment bestaat de strijd tegen de honger voornamelijk uit het versterken van de liefdadigheid. Maar honger is geen humanitair probleem, het is een politiek probleem. Een kritische analyse van de humanitaire hulp toont aan dat deze slechts een druppel is op een hete plaat. In veel gevallen bestendigt ze alleen de situatie. In plaats van berusting en realisme moet er een politieke en ideologische oplossing komen.

“Honger is geen fataliteit. Elk kind dat van honger sterft is een vermoord kind.”, aldus Jean Ziegler, voormalig rapporteur van de Verenigde Naties. Deze uitspraak tekent de teneur van dit boek. Martín Caparrós laat de feiten spreken en geeft de hongerende mensen zelf het woord. Hun tragische verhaal vormt de rode draad in zijn vlijmscherpe analyse van de honger in de wereld.

Als je een non-fictieboek leest verwacht je inzicht te verwerven in een onderwerp. Maar af en toe lees je er een dat je ook naar de keel grijpt. Dit boek is één lange aanklacht tegen het fundamenteel onrecht dat de rijke landen in het leven geroepen hebben en in stand houden. Misschien vinden sommige lezers dit boek te links. Maar dit zal Martín Caparrós een zorg zijn.

“Hoe kunnen we in godsnaam doorgaan met ons leven terwijl we weten dat dit soort dingen gebeuren?” roept hij herhaaldelijk vertwijfeld uit. En ten diepste verontwaardigd wordt hij cynisch. “Toekomst is een luxe van mensen die te eten hebben.” “Regeren is profiteren van de algemene onwetendheid om die tot het uiterste uit te buiten.” Ook de religie, die de mensen aanspoort in hun lot te berusten, krijgt een veeg uit de pan.

Honger is een beklijvend manifest dat een onuitwisbare indruk nalaat. Alhoewel dit boek niet eens zo moeilijk geschreven is, valt het slechts met mondjesmaat te lezen. Het is zo confronterend, dat men het bijna niet uit het hoofd kan zetten. Als u dit werk gelezen hebt grijpt u nooit meer gedachteloos naar een snack.

© Minervaria

Written by minervaria

13 januari 2016 at 16:24

Hoe durven ze?

leave a comment »

MertensP12MERTENS, P., Hoe durven ze? De euro, de crisis en de grote hold-up. Berchem, Uitg. EPO vzw, 2012 (4e dr.), 351 pp. – ISBN 978 94 91297 13 7

“De grootste vorm van waanzin is de wereld te accepteren zoals hij is en niet te strijden voor een wereld zoals hij zou moeten zijn.”

Jacques Brel

Met deze uitspraak van de Vlaamse zanger die in het Frans zong, besluit Peter Mertens zijn boek. Wat de voorzitter van de (Belgische) PVDA beweegt is verontwaardiging. Verontwaardiging over de groeiende ongelijkheid en armoede, de onrustwekkende stijging van de jeugdwerkloosheid en de afbraak van de sociale zekerheid in Europa. Verontwaardiging ook over het tekort schieten van de democratische instellingen om de uitwassen te begrenzen van het op hol geslagen kapitalisme, dat drijft op de hebzucht van de financiële wereld en steenrijke industriëlen.

In dit boek maakt Peter Mertens duidelijk hoe in alle lidstaten van Europa de bankenwereld en grote ondernemingen het laken steeds meer naar hun kant trekken. Omdat ze beschikken over macht en geld slagen ze erin om de politici naar hun pijpen te laten dansen. Belastingontduiking en ongebreidelde verrijking kunnen ze regelen door fiscale hoogstandjes in wetten te laten gieten.

Terwijl banken en speculanten hun rijkdom tot absurde hoogtes kunnen laten stijgen worden de kosten daarvan op de overheid afgewenteld. Zo draait de gewone man op voor de miskleunen en verliezen van de roekeloze handel en wandel van het grootkapitaal en de multinationals. De slaafse politici praten hem vervolgens aan dat hij op te grote voet leeft en moet bezuinigen op basisgoederen.

Zij halen de mosterd bij ideologieën die hebzucht en egoïsme verheerlijken, tomeloze ambitie verafgoden en iedereen verantwoordelijk maken voor het eigen levenslot. Voor brute pech wil men nog wel een uitzondering maken, maar verder heeft iemand tegenspoed in het leven helemaal aan zichzelf te danken. Op sociale voorzieningen kan dus fors bespaard worden.

In tijden van crisis zoekt de in het nauw gedreven burger in nagenoeg alle landen van Europa zijn toevlucht in het nationalisme. Dat maakt het probleem echter alleen maar erger. Een kritische en ontnuchterende analyse leert dat het nationalisme mensen een rad voor de ogen draait en juist in de kaart speelt van het grootkapitaal. Overal waar nationalisme en rechts-conservatisme winnen is uitsluiting aan de orde van de dag en de gewone man de pineut.

De kapitalistische economie loopt vast omdat dit ingebakken zit in het systeem zelf, aldus Peter Mertens. We gaan van zeepbel naar zeepbel omdat de industriële en financiële sector met elkaar vergroeid zijn. Het heeft geleid tot een diepe samenlevingscrisis met een gapende kloof tussen exuberante overvloed en schrijnend tekort. En de balans van de rechtse maatregelen is ronduit bedroevend. De ongelijkheid is alleen maar groter geworden.

Bij deze verontrustende evoluties wil Peter Mertens zich niet neerleggen. Wat is dan het alternatief? Waar moeten we wel naartoe? Hoe ziet een wenselijke samenleving er dan uit? In het laatste hoofdstuk legt hij uit hoe de rijkdom rechtvaardiger verdeeld kan worden zodat de basisgoederen voor iedereen verzekerd kunnen worden. Economie gaat immers in de eerste plaats over behoeftebevrediging van mensen en niet over geld verzamelen.

Natuurlijk is het betoog van Peter Mertens ideologisch gekleurd en wellicht worden een aantal wantoestanden extra in de verf gezet. Ook het gebruik van particuliere voorbeelden werkt niet echt overtuigend. En zijn voorstellen voor een alternatieve samenleving blijven jammer genoeg algemeen en vaag. Maar de uiteenzetting over de ideologieën achter het doorgedraaide kapitalistische systeem is dan weer zeer verhelderend, evenals het hoofdstuk waarin Mertens de schijnoplossing van het nationalisme fileert.

Wie dit boek afwijst als een soort communistisch manifest maakt het zich te gemakkelijk. Want men kan niet om de feiten heen en die zijn al te vaak onthutsend. De tekst is zeer inzichtelijk geschreven en in begrijpelijke taal.

© Minervaria

Written by minervaria

31 oktober 2014 at 11:30

Geplaatst in Economie, Politiek

Tagged with

Rechtvaardigheid

leave a comment »

SandelM12SANDEL, M., Rechtvaardigheid. Wat is de juiste keuze? (Vert. Justice; What is the right thing to do?, 2009) Uitg. Ten Have, 2012 (5e dr.), 349 pp. – ISBN 978 90 259 0182 0

Telde u als kind ook angstvallig terwijl de soepballetjes verdeeld werden of de taart in stukken gesneden? De behoefte aan rechtvaardigheid zit heel diep. Een oneerlijke behandeling roept teleurstelling en verontwaardiging op. Ze is de achtergrond van talloze familievetes en alle revoluties en opstanden vloeien voort uit onrecht.

In iedere samenleving worden inkomen en rijkdom, rechten en plichten, macht en mogelijkheden, ambten en eerbetoon verdeeld. Een rechtvaardige samenleving verdeelt deze zaken op de juiste manier. Ze geeft elk individu wat hem of haar toekomt. Het lijkt zo vanzelfsprekend.

Dat is het echter niet als we ons afvragen wat ieder mens toekomt en waarom. In democratische samenlevingen wemelt het van de meningsverschillen over rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid. In dit magistrale boek maakt Michael Sandel een kritische analyse van drie verschillende visies op rechtvaardigheid. Elke visie heeft een ander ideaal voor ogen.

De eerste visie, het utilitarisme, stelt dat de rechtvaardigheid van een maatregel of handeling afhangt van de uitkomst. Rechtvaardig is waar de samenleving als geheel beter van wordt. Het liberalisme daarentegen verbindt rechtvaardigheid aan vrijheid. Rechtvaardig is wat iemands vrijheid niet beknot. Iemand gebruiken of te dwingen in dienst van een collectief goed is onrechtvaardig.

Op het eerste gezicht valt voor beide zienswijzen iets te zeggen. Sandel toont echter haarscherp aan hoe beide opvattingen kunnen leiden tot moreel verwerpelijke toestanden. Mensen gebruiken als instrumenten voor het collectieve geluk is in strijd met de menselijke waardigheid. Ook in de uiterste consequenties van het neoliberalisme en het vrije marktdenken wordt deze met voeten getreden.

Dat de menselijke waardigheid een doorslaggevende morele maatstaf is geworden hebben we te danken aan Immanuel Kant. Hij ontwikkelde een van de meest overtuigende en invloedrijke theorieën over moraal ooit. Het morele gehalte van een handeling wordt niet bepaald door de consequenties en ook niet door de mate van vrijheid, maar door de intentie van waaruit de handeling is verricht. Een handeling is moreel juist wanneer ze ingegeven wordt door respect voor de persoon.

De morele plichtenleer van Kant vormt de inspiratie voor het moderne denken over universele mensenrechten. De politieke implicaties van zijn visie zijn door John Rawls in een indrukwekkende theorie van rechtvaardigheid gegoten. Als we willen weten wat rechtvaardig is, dan moeten we ons verplaatsen in een beginsituatie waar toevallige factoren als afkomst en talenten geen rol spelen. De theorie van Rawls is een overtuigend pleidooi voor een meer gelijke samenleving.

De filosofische theorieën van Kant en Rawls gaan uit van een neutrale basis voor rechtvaardigheid en rechten. Maar is het ideaal van het onbelaste en vrij kiezende individu wel realistisch? Er zijn immers tal van situaties waarin men moeilijk kan volhouden dat mensen alleen verantwoordelijk zijn voor wat ze zelf gekozen hebben. Hoe moet het bijvoorbeeld met loyaliteit en solidariteit met de gemeenschap?

Discussies over rechtvaardigheid gaan onvermijdelijk ook over wat mensen waardevol vinden in het leven. Dan komen we vanzelf terecht bij de derde visie op rechtvaardigheid, deze van Aristoteles. Rechtvaardig is wanneer aan mensen gegeven wordt wat ze verdienen. Iedereen behoort te krijgen wat hem/haar toekomt op basis van deugdzaamheid en verdienste.

Rechtvaardigheid op basis van een opvatting van een goede en juiste manier van leven is echter een heikel ideaal. Cultureel en religieus conservatisme gebruiken deze immers als rechtvaardiging voor repressie en onderdrukking van andersdenkenden. Want wat verdienen mensen en hoe bepaal je dat? Is het wel mogelijk om het in het openbaar oneens te zijn over het goede zonder tot godsdienstoorlogen te vervallen?

Michael Sandel meent van wel. Hij pleit voor een politiek van morele betrokkenheid, die gericht is op het algemeen belang en waarbinnen toch voldoende ruimte gelaten wordt aan de menselijke vrijheid. Als burgers met elkaar in discussie gaan over hun meningsverschillen in de plaats van ze uit de weg te gaan zullen ze elkaars opvattingen beter leren kennen. Dat kan een stevige grondslag zijn voor wederzijds respect.

Het is verleidelijk om op zoek te gaan naar een principe of procedure waarmee eens en voor altijd een rechtvaardige verdeling van inkomen, macht en kansen kan worden afgeleid. Michael Sandel toont op overtuigende wijze aan dat dit niet mogelijk is. Er bestaat geen recept voor een rechtvaardige samenleving. Er is nooit een garantie op eensgezindheid over wat belangrijk is.

Met Rechtvaardigheid hebt u een bijzonder boeiend boek in handen. U maakt kennis met verschillende morele dilemma’s en leert hoe filosofische argumentatie zich ontwikkelt. U krijgt een zeer verhelderende uiteenzetting van de meest invloedrijke ideeën over rechtvaardigheid. U krijgt geen sluitend antwoord op de vraag wat juist is. Maar u wordt uitgenodigd om uw eigen morele en politieke overtuigingen over rechtvaardigheid en onrechtvaardigheid aan een kritisch onderzoek te onderwerpen.

Het is bovendien een zeer toegankelijk werk. Ieder hoofdstuk begint met een samenvatting van voorheen besproken benaderingen en de tekortkomingen ervan. Met behulp van treffende voorbeelden worden abstracte stellingen en theorieën goed verteerbaar gemaakt. En omdat de auteur een begenadigd schrijver is laat de tekst zich vlot lezen.

© Minervaria

Written by minervaria

12 februari 2014 at 16:26

Geplaatst in Ethiek, Filosofie, Politiek

Tagged with

Internationale rechtvaardigheid

leave a comment »

VERSCHRAEGEN, G. & R. TINNEVELT, Internationale rechtvaardigheid. Over politiek en ethiek in een mondiaal tijdperk. Kapellen, Uitg. Pelckmans/Klement, 2005, 248 pp. – ISBN 90 289 3638 6

In Europa merken we het al langer: nationale grenzen zijn in de afgelopen decennia steeds minder belangrijk geworden. En met de traditionele grenzen van de natiestaat wordt door wereldomspannende netwerken weinig of geen rekening meer gehouden. Voor mensen die in staat zijn om van deze mondiale netwerken van consumptiegoederen, arbeid, media en rechtsbescherming gebruik te maken, is zeker een beter leven weggelegd. Een aanzienlijk deel van de wereldgemeenschap is daarvan echter grotendeels afgesneden. Deze mensen weten wel wat zich in de wereld afspeelt maar ze beschikken zelden over de mogelijkheden om daadwerkelijk iets aan hun situatie te verbeteren. Ze lijden onder armoede en analfabetisme en zijn niet in staat om invloed uit te oefenen op hun lokale of nationale leiders. Hun regeringen hebben bovendien in veel gevallen de controle verloren over het grondgebied, dat ten prooi valt aan corruptie, criminele netwerken en etnische conflicten.

De internationale gemeenschap lijkt meer dan ooit in staat om mensen wereldwijd tegen honger, ziekte, onderdrukking en onwetendheid te beschermen. Toch doet ze dat slechts zelden en ook weinig systematisch. Regelmatig worden wel hoogdravende verklaringen afgelegd, maar de verwezenlijking daarvan laat meestal op zich wachten. Mondiale morele betrokkenheid wordt vooral overgelaten aan hulporganisaties en actiegroepen zoals het Rode Kruis, Oxfam, Amnesty International en Artsen zonder Grenzen. Door grootschalige acties kunnen ze even het geweten en het geld van het grote publiek mobiliseren. Tegelijk met de media-aandacht ebt na een poos echter ook de mondiale betrokkenheid van dat grote publiek weg.

We zijn het er allemaal over eens dat er iets aan de armoede en de honger in de wereld moet worden gedaan, maar niemand lijkt te weten hoe dat kan. Moeten we een recht op levensonderhoud erkennen of een recht op een universeel basisinkomen? Hoe kunnen we de beschikbare natuurlijke hulpbronnen en de sociale primaire goederen verdelen over alle mensen? Welke tussenkomsten zijn terecht om grootschalige hongersnood en vermijdbare ziekten te voorkomen?

Een van de belangrijkste hinderpalen voor het bereiken van rechtvaardigheid voor alle mensen op aarde is de soevereiniteit of het zelfbeschikkingsrecht van de natiestaten. Hierop is sinds het einde van de tweede wereldoorlog de internationale rechtsorde gebaseerd. De soevereiniteit van de natiestaat speelt een sleutelrol in het behoud van de wereldvrede. Ze brengt echter mee dat de inwoners van een land voor hun rechten afhankelijk zijn van wie er de macht en middelen in handen heeft. Tegelijk is tussenkomst door andere staten bij zwaar machtsmisbruik gebonden aan strikte regels. De internationale gemeenschap moet vaak machteloos toezien hoe miljoenen mensen in bepaalde landen op brutale wijze van de meest elementaire rechten worden uitgesloten.

Onder redactie van Gert Verschraegen en Ronald Tinnevelt, postdoctoraal onderzoekers aan de Katholieke Universiteit Leuven, onderwerpt een keur van binnen- en buitenlandse filosofen en sociale wetenschappers deze soevereiniteit aan een kritische analyse.

Het meest opvallende wereldwijde probleem is de onrechtvaardige verdeling van goederen en vermogens onder de wereldbevolking. Rechtvaardige verdeling van goederen en diensten is nog altijd een overwegend binnenlandse aangelegenheid. Zelfs de gezaghebbende politiek filosoof John Rawls treedt met zijn theorie over rechtvaardigheid niet buiten de grenzen van de natiestaat. Voor de realisatie van mondiale rechtvaardigheid zijn deze principes en criteria echter niet toereikend.

Vier auteurs proberen een antwoord te formuleren op onder andere volgende vragen. Welke verplichtingen hebben we tegenover mensen die niet in staat zijn om op een productieve wijze bij te dragen aan de wereldeconomie? Wat zijn we bijvoorbeeld verschuldigd aan de Filippino die leeft op de vuilnisbelten van Manilla? Mogen we bij de verdeling van materiële hulpbronnen en van sociale primaire goederen een onderscheid maken tussen landgenoten en buitenlanders? Hebben we ten aanzien van landgenoten speciale plichten die we niet hebben jegens buitenlanders? In hoeverre zijn rijke landen verantwoordelijk voor de extreme armoede die in de wereld heerst? En hoever reiken de rechtvaardigheidsplichten van de rijke landen tegenover de arme landen? Hoewel ze niet in alle opzichten dezelfde visie delen, zijn de auteurs het er wel over eens dat er geen enkel overtuigend moreel argument is om aan staatsburgers andere sociale en economische rechten toe te kennen dan aan buitenlanders.

Een tweede kwestie betreft de culturele diversiteit. Kunnen de problemen van mondiale rechtvaardigheid daadwerkelijk opgelost worden met de westerse standaardrecepten van liberale democratie en individuele basisrechten? In hoeverre maken we ons schuldig aan een nieuwe vorm van imperialisme als we ons begrip van politiek en rechtvaardigheid aan anderen opleggen? Internationale rechtvaardigheid betekent immers ook dat we het bestaan van verschillende culturele identiteiten binnen natiestaten erkennen en de rechten van leden van minderheidsculturen beschermen. Hoe kunnen we culturele identiteiten erkennen en groepsculturen beschermen zonder toe te laten dat de waardigheid en integriteit van individuen en groepen op grove wijze wordt geschonden? Het antwoord van Martha Nussbaum luidt dat de ontplooiing van fundamentele menselijke vermogens (basic capabilities) hiervoor een beter criterium is dan het uitoefenen van fundamentele rechten.

Een derde uitdaging voor mondiale rechtvaardigheid is de naleving van universele mensenrechten. Deze rechten hebben per definitie een universele morele strekking. Ze worden aan iedereen toegekend op basis van het simpele feit van mens-zijn. Maar ze zijn alleen wettelijk afdwingbaar voor rechtspersonen, d.w.z. voor de burgers van een natiestaat. Vluchtelingen en andere ontheemden zijn dus in dat opzicht rechteloos. En als die natiestaat de mensenrechten niet respecteert, worden ze voor de inwoners niet in praktijk gebracht.

Men kan zich dan ook afvragen of staten die de fundamentele rechten van hun burgers op grove wijze schenden nog wel recht hebben op staatssoevereiniteit. Onder welke voorwaarden mag de internationale gemeenschap optreden tegen ernstige schendingen van de mensenrechten in bepaalde staten? En hoe worden de vrijheden en rechten van burgers in deze landen dan het best beschermd? Het antwoord hierop is niet eenvoudig. In het ene geval gebeurt dit beter door een tijdelijk toezicht van mondiale instellingen, in het andere geval door het stabiliseren en versterken van de nationale staatsinstellingen en soms door een combinatie van beide.

Mondiale rechtvaardigheid is een relatief nieuw thema voor filosofen en sociale wetenschappers. De term is in het dagelijkse gebruik ook nog niet ingeburgerd. Daarom kozen de redacteurs van dit boek voor de term internationale rechtvaardigheid als titel, alhoewel deze een andere betekenis heeft. Internationale rechtvaardigheid stelt de relaties tussen staten centraal. Mondiale rechtvaardigheid gaat over rechtvaardige relaties tussen individuen onderling en tussen staten en individuen.

Wie in dit boek pasklare antwoorden op een dergelijk complex probleem verwacht komt bedrogen uit. Maar deze bundel biedt wel een goed overzicht van de verschillende filosofische opvattingen over mondiale rechtvaardigheid. Hij bevat originele bijdragen aan het denken over actuele, wereldomspannende politieke vraagstukken. De meeste essays zijn redelijk tot zeer toegankelijk. Tot de laatste categorie horen de bijdragen van beide redacteuren en, zoals we van haar gewend zijn, ook het boeiende essay van Martha Nussbaum. Sommige teksten zijn echter ronduit ondoorzichtig voor een modale lezer als ik.

© Minervaria

Written by minervaria

24 maart 2009 at 22:33

Geplaatst in Ethiek, Filosofie, Politiek

Tagged with ,

Rawls. Een inleiding in zijn werk

leave a comment »

TINNEVELT, R. & G. VERSCHRAEGEN ( red.), Rawls. Een inleiding in zijn werk. Kapellen, Uitg. Pelckmans, 2002, 192 pp. – ISBN 90 289 3214 3

John Rawls wordt de belangrijkste politieke filosoof van de twintigste eeuw genoemd. Hij heeft slechts 1 hoofdwerk geschreven, A Theory of Justice. Daarvoor en ook daarna heeft hij steeds gezocht naar de beginselen waarop moderne, democratische maatschappijen dienen te worden gebaseerd. Hij heeft daarmee het denken over sociale gelijkheid nieuw leven ingeblazen. Het kernbegrip van de filosofie van Rawls is (sociale) rechtvaardigheid. Het uitgangspunt is de ‘sluier der onwetendheid’: in de veronderstelling dat een groep mensen niet op de hoogte is van hun eigen en elkaars uitgangspositie, hoe zouden zij een rechtvaardige samenleving opvatten?
De idee en uitwerking van de ‘actieve welvaartstaat’ van minister Vandenbroucke (SP.A) is op het denken van Rawls geïnspireerd.

In dit boek geven Vlaamse en Nederlandse wetenschappers, politicologen en wetenschappers een breed opgezette en kritische inleiding in het denken van Rawls.
Vooral de bijdragen over burgerschap en tolerantie hebben mij geboeid.

© Minervaria

Written by minervaria

21 april 2003 at 10:15

Geplaatst in Filosofie, Maatschappij, Politiek

Tagged with