Voor u gelezen

Over mens en maatschappij

Archive for the ‘Taal en Communicatie’ Category

Wie schrijft …

leave a comment »

GeorgeE04GEORGE, E., Wie schrijft … Schrijven volgens Elizabeth George. (Vert. Write Away, 2004) Utrecht, Bruna Uitg. B.V., 2004, 316 pp. – ISBN 90 229 8797 3

Ik ben echter van mening dat, hoe meer je over je gereedschap weet, hoe beter je het kunt gebruiken. (p. 199)

Een boek of verhaal schrijven begint met een idee. Maar net zoals een schilder of beeldhouwer zijn werk niet met louter inspiratie tot stand brengt, moet een schrijver beschikken over vakmanschap. Wil een verhaal de lezer meeslepen, dan moet het vakkundig geschreven zijn.

Als er iemand is die het schrijversvak beheerst, dan is het Elizabeth George wel. Miljoenen mensen genieten van haar spannende psychologische thrillers en kijken al verlangend uit naar de volgende. In dit werk wordt er geen moord gepleegd maar legt zij uit hoe ze te werk gaat bij het schrijven van een boek.

Alles begint natuurlijk met het idee. Maar dat moet vervolgens vorm krijgen in een coherent verhaal. Dit vraagt in de eerste plaats een zorgvuldige voorbereiding. Er moet uitgezocht worden waar het verhaal zich gaat afspelen. De personages moeten vorm krijgen en van een karakter voorzien worden. En er moeten een plot en subplots bedacht worden.

Een goed verhaal dient ook te beantwoorden aan een aantal grondbeginselen die het samenhang en geloofwaardigheid bieden. De plot en de subplots moeten voldoen aan een aantal basisvereisten en er moet bepaald worden wie het verhaal zal vertellen. Ieder personage behoort zich te gedragen en te spreken in overeenstemming met zijn karakter. En de verschillende scènes moeten naadloos op elkaar aansluiten.

In een snelcursus schrijftechnieken leer je over verschillende soorten zinsbouw, hoe je de lezer ertoe kunt overhalen te blijven lezen door de alinea’s zorgvuldig aan elkaar te schakelen en hoe je het thema van je boek in de tekst tot uiting kunt laten komen. En je krijgt een inkijk in de manier waarop de auteur zelf een aantal problemen heeft aangepakt.

Wilt u een verhaal of een boek schrijven? Dan helpt dit werk u zeker op weg. Er staan geen pasklare recepten in, want iedere auteur ontwikkelt een eigen methode. Maar het is wel de geknipte gids waarmee u het hoofd kunt bieden aan de hindernissen die bij het schrijven horen. De hoofdopgave is immers voor iedere schrijver dezelfde: de lezer meeslepen in een spannend verhaal.

Of u al dan niet van plan bent om zelf te schrijven, u krijgt in ieder geval een goed beeld van de ontwikkeling van een boek en veel ontzag voor het schrijversvak. Omdat Elizabeth George haar betoog stoffeert met fragmenten uit werken van haar favoriete auteurs, wordt uw leeslijstje bovendien aangevuld met een schat aan suggesties.

Dit boek laat zich lezen als een thriller. Maar dat had u heel zeker niet anders verwacht.

© Minervaria

Written by minervaria

24 augustus 2013 at 18:25

Geplaatst in Taal en Communicatie

Tagged with

Debatteren om te winnen

leave a comment »

VAN GRIEKEN, R., A. NOORDHUIS & D. PIRAS, Debatteren om te winnen. De kunst van het overtuigen. Zaltbommel, Uitg. Haystack, 2011, 165 pp. – ISBN 978 90 7788 138 5

Wil je sneller en doeltreffender kunnen reageren in vergaderingen, presentaties, debatten of discussies? Moet je mensen kunnen overtuigen van je inzichten, om iets te kopen of een beslissing te nemen? Dan is Debatteren om te winnen iets voor jou.

De auteurs hebben duizenden professionals getraind en begeleid in het overtuigend presenteren, argumenteren en debatteren. In dit boek helpen ze je op weg om overtuigender te spreken, te argumenteren en te debatteren. Ze geven inzicht in de basisprincipes van retorica en vertalen deze naar de dagelijkse praktijk.

Je leert hoe je je goed kunt voorbereiden op discussies, presentaties, onderhandelingen en vergaderingen. Je krijgt handvatten aangereikt om zelfverzekerd over te komen, en tips om de zenuwen te bedwingen en om spreekangst te overwinnen. Een spreker die zichzelf geloofwaardig presenteert is immers van doorslaggevend belang voor de overtuigingskracht van het betoog.

Een goede spreker beroert ook de emoties van het publiek. De auteurs leggen daarom uit hoe je een gestroomlijnd betoog kan opbouwen, dat de toehoorders blijft boeien. Ze stellen ook een aantal effectieve stijlfiguren voor waarmee je je verhaal krachtiger kan maken.

Een deugdelijk betoog moet uiteraard ook stevig onderbouwd zijn. In het boek wordt uitgebreid ingegaan op deugdelijke argumentatie. Aan de orde komen het onderscheid tussen sterke en zwakkere argumenten, hoe je je op replieken kan voorbereiden en hoe je adequate tegenargumentatie levert. Inzicht in de wetmatigheden van het debat kan je helpen om strategischer te argumenteren.

De auteurs geven verder een beknopt overzicht van de meest voorkomende soorten drogredenen. Ze vertellen je hoe je ze vlot kunt herkennen, je er zo goed mogelijk kunt op voorbereiden en hoe je ze onschadelijk kunt maken. Zo worden debatten inhoudelijk naar een hoger plan getild.

Wil je overtuigen dan moeten je presentatie, stijl en inhoud ook afgestemd zijn op de doelgroep. Je krijgt tips om soepel in te spelen op je publiek, door middel van een passende presentatie en vorm, en door de argumentatie toe te spitsen op de toehoorders.

In een goed debat worden ideeën, concepten en standpunten duidelijk uitgelegd en scherp getoetst. Dit draagt bij aan nieuwe inzichten en degelijke besluitvorming. In het laatste hoofdstuk komt de essentie van een goed debat aan de orde en hoe je dit in praktijk kunt brengen. Niet voor niets wordt het debat meer dan eens de ‘zuurstof van de democratie’ genoemd, menen de auteurs.

Dit boek is bestemd voor iedereen die overtuigend moet kunnen communiceren. De voorbeelden suggereren dat de auteurs vooral mensen uit het bedrijfsleven op het oog hebben. Volgens mij kunnen ook leerkrachten en werkers in de non-profitsector er hun voordeel mee doen.

De tekst is helder geschreven en laat zich zeer vlot lezen. Het boek is gebonden, heeft een harde kaft en is daardoor zeer gemakkelijk als naslagwerk te gebruiken. Wie een boodschap kort en helder wil kunnen overbrengen en snel en doeltreffend wil kunnen reageren zal met dit werk zeker zijn voordeel kunnen doen.

© Minervaria

Written by minervaria

31 augustus 2011 at 12:41

Geplaatst in Taal en Communicatie

Dageraad. Hoe taal de mens maakte

leave a comment »

SMITS, R., Dageraad. Hoe taal de mens maakte. A’dam, Uitg. Nw. Amsterdam, 2009, 272 pp. – ISBN 978 90 468 0389 9

Een van de best bewaarde mysteries in de evolutionaire geschiedenis van de mens is de oorsprong en ontwikkeling van taal. Dat hoeft niet te verbazen want het gesproken woord vervliegt en laat geen sporen na. Wanneer de mens begon te spreken en hoe dit precies in zijn werk ging zal waarschijnlijk altijd in nevelen gehuld blijven. We kunnen alleen op basis van indirecte aanwijzingen gissen naar de oorsprong van het meest wezenlijke van alle menselijke vermogens.

Het taalvermogen moet de vroege mens in ieder geval evolutionair voordeel hebben opgeleverd. Lange tijd werd aangenomen dat de menselijke taal zich heeft ontwikkeld als een gesofisticeerd communicatiesysteem voor de jacht. Robin Dunbar, een autoriteit op het gebied, verlegt het accent naar de dagelijkse sociale interacties binnen jager-verzamelaarsamenlevingen.

Rik Smits, taalkundige en wetenschapsjournalist, heeft zo zijn eigen ideeën over het ontstaan van taal en de functie ervan in de menselijke evolutie. Volgens hem kan de noodzaak aan communicatie niet aan de basis liggen van de menselijke taal. De argumenten pro doorstaan zijn kritische analyse niet en vanuit verschillende invalshoeken zijn degelijke tegenargumenten te bedenken. De vraag is hoe het ontstaan van taal dan wel te verklaren is.

Volgens Smits spruit het taalvermogen voort uit de rijke binnenwereld van de mens. Mensen en dieren onderscheiden zich essentieel van elkaar door de kwaliteit van hun binnenwereld. Met behulp van de binnenwereld verwerken zowel mensen als dieren de indrukken van de buitenwereld om er gepast op te reageren. Maar anders dan bij dieren leidt de binnenwereld van mensen een actief zelfstandig bestaan. In hun onrustige geest borrelen onophoudelijk en ogenschijnlijk spontaan allerlei gedachten, gevoelens en activiteiten op. Mensen zijn, zelfs als ze rusten, innerlijk altijd bezig. Ze hebben bovendien een aangeboren aandrang om met de dingen om te gaan, om dingen anders te doen en hun vermogens telkens op een andere manier in te zetten en te benutten.

Smits reconstrueert het ontstaan en de ontwikkeling van die binnenwereld. Het vermogen om te gooien speelt daarbij een cruciale rol. Die heeft onze groeiende hersenen een gesofisticeerde rekenmachine opgeleverd, die van nut bleek voor andere vermogens zoals het vormen van concepten, logisch en abstract redeneren, tijdsbesef, gevoel voor ritme en zang. Die waren afzonderlijk allemaal nuttig voor het overleven en hebben er samen voor gezorgd dat mensen een zelfstandig opererende binnenwereld verwierven waarmee ze creatief konden denken en steeds nieuwe oplossingen konden verzinnen.
De integratie van deze vermogens moest wel leiden tot het ontstaan van taal als instrument om ze te structureren en te ordenen.

Taal is dus een noodzakelijk uitvloeisel van de ontwikkeling van een onafhankelijke binnenwereld. Dit kan volgens Smits niet eerder gebeurd zijn dan nadat er bij mensen ook een individueel bewustzijn was gegroeid. Voor het gebruik van taal zoals wij die kennen is zelfbesef nodig, het gevoel een afzonderlijk persoon te zijn en niet op te gaan in een of andere collectiviteit. Hij beredeneert dat dit proces betrekkelijk kort voor de landbouwrevolutie in het Midden-Oosten moet hebben plaats gevonden. Volgens hem vinden we zelfs sporen van de herinnering aan dat vroegere niet-individuele bewustzijn in een antiek werk als de Ilias.

Hij maakt zich verder sterk dat deze ontwikkeling nog helemaal niet af is. Hiervoor meent hij bewijzen te zien in de snelle maatschappelijke evolutie in de afgelopen eeuwen, waarin de waarde van de individuele mens als maatstaf steeds belangrijker wordt. Of dit een valabel argument kan zijn is uiteraard betwistbaar, want sterk beïnvloed door een Westerse individualistische kijk op mens en samenleving.

Bij gebrek aan getuigen en betrouwbare gegevens valt er over de evolutie van taal niet echt iets te bewijzen. Het verhaal van Smits is dan ook speculatief, en dat geeft hij zelf toe. Bij bepaalde stellingen had ik zeker bedenkingen, maar andere lijken me echt wel stevig te staan. Recent is er ook bewijsmateriaal opgedoken voor zijn theorie over de wijze waarop mensen in de gaten kregen hoe zaden zich ontwikkelen tot planten, wat hen op het idee bracht ze te kweken en te domesticeren.

De spitsvondige redeneringen van Smits en de intelligente combinatie van gegevens uit zeer uiteenlopende wetenschappelijke disciplines leveren een uitstekende uitdaging voor de geest. In de geest van Ockham hanteert hij het mes van de eenvoud. Zijn nuchtere en praktische interpretatie van archeologische vondsten heeft me zeer aangesproken.

Smits is geen wetenschapper, maar heeft zich zeer degelijk geïnformeerd en ontzettend veelzijdig gedocumenteerd. Hij lanceert in ieder geval een originele visie op het ontstaan van taal en hoe die met het mens-zijn verweven is. En hij verzamelt en combineert een schat aan gegevens uit zeer diverse hoeken, o.a. een boeiende vergelijkende analyse van de Ilias en de Odyssee.

Het verhaal van de menselijke taal is zeker niet eenvoudig en Rik Smits doet zijn best om het zo verteerbaar mogelijk te presenteren. Volgens mij had dit beter gekund. De journalist met de vlotte pen laat zich te gemakkelijk verleiden tot weliswaar meeslepende verhalen en sfeerbeelden, de essentie van het betoog wordt daardoor helaas wat vertroebeld. Een meer systematische benadering had misschien een minder aantrekkelijk resultaat opgeleverd, maar de redenering wellicht beter toegankelijk gemaakt.

Ondanks deze bedenkingen blijft het toch een boeiend en zeer inspirerend boek.

© Minervaria

Written by minervaria

22 oktober 2009 at 13:20

Dat bedoelde ik niet

leave a comment »

 

TANNEN, D., Dat bedoelde ik niet. Hoe taal relaties maakt of breekt. (Vert. That’s Not What I Meant, 1986) A’dam, Prometheus, 1994 (7e dr.), 217 pp. – ISBN 90 5333 103 4

Je zegt iets en merkt dat je woorden anders worden opgevat dan je bedoeld had. Je probeert behulpzaam te zijn en wordt opdringerig gevonden. Je probeert discreet te zijn en wordt als koel bestempeld. Je wilt eerlijk zijn en wordt agressief gevonden. Je wilt niet zeuren en men neemt je problemen niet serieus. Je probeert met je partner een misverstand uit te praten en eindigt bijna in slaande ruzie.

Communicatiestoornissen en herhaalde misverstanden lijken ons soms zo hardnekkig te achtervolgen dat we gaan denken dat er iets mis is met ons of de andere. Deborah Tannen, hoogleraar linguïstiek, toont aan dat dit niet het geval hoeft te zijn. Veel communicatieproblemen tussen mensen wortelen in een verschil in conversationele of spreekstijl. Als we opgroeien leren wij immers taal hanteren op de wijze die gebruikelijk en wenselijk is in de omstandigheden waarin we opgroeien. Ieder van ons heeft zo eigen spreekstijl ontwikkeld die past binnen een bepaalde cultuur. Communicatie tussen mensen is min of meer communicatie tussen twee culturen.

Dit mag meteen duidelijk zijn bij gesprekken tussen mensen uit verschillende delen van de wereld, maar het speelt ook een rol tussen mensen van verschillend geslacht, verschillende generaties of streken binnen hetzelfde land. En omdat we allen opgegroeid zijn in families en gezinnen waarin verschillende geplogenheden heersen met betrekking tot de wijze waarop je met anderen omgaat en praat, speelt het ook gewoon tussen mensen die buren zijn. Tussen intieme partners is het de belangrijkste bron van onenigheid zelfs over banale onderwerpen.

Voor we gaan spreken bedenken meestal wát we zullen zeggen, slechts zelden overwegen we hóe we het zeggen. In gesprekken letten we doorgaans op de informatie zelf, maar veel minder op de onuitgesproken boodschappen. Nochtans hebben die een veel grotere invloed omdat we ze onbewust als de bedoeling van onze gesprekspartner interpreteren. Tegelijk worden veel van onze eigen beweegredenen nooit of ànders door onze gesprekspartner waargenomen, omdat die let op de conversationele signalen die we vanzelfsprekend hanteren en waarvan we ons niet bewust zijn.

Subtiele verschillen in conversationele stijl kunnen in het begin slechts kleine, maar op de duur enorme misverstanden en teleurstellingen tot gevolg hebben. Veel schijnbaar onverklaarbaar gedrag is een reactie van anderen op onze speekstijl die hen besluiten laat trekken die wij nooit zouden verwachten.

In eerste instantie geeft Tannen inzicht hoe conversationele stijl werkt. Ze verduidelijkt hoe wij door middel van conversationele signalen, zoals luidheid of tempo, en conversationele middelen, zoals vragen stellen en klagen, steeds een evenwicht zoeken tussen betrokkenheid en onafhankelijkheid. Daarna legt ze uit waarom we niet willen en ook niet kúnnen zeggen wat we bedoelen zelfs àls we het zouden willen. De waarheid heeft zoveel facetten dat ze nooit helemaal kan worden verteld. Ze verheldert hoe inkaderen werkt en hoe we door middel van indirecte boodschappen zowel onze solidariteit als onze status tonen. Maar het is de betekenis die de andere geeft aan onze conversationele stijl die bepaalt welk effect wij met onze boodschap sorteren.

Vervolgens verheldert ze hoe deze processen werken in de dagelijkse gezins- en liefdesrelaties. Waarom konden partners het in de eerste jaren zo goed met elkaar vinden, en lijkt het met de jaren alleen maar slechter te gaan? Hoe zit het met de verschillen in conversationele stijl tussen mannen en vrouwen? En waarom komt kritiek uit de privé-sfeer doorgaans zo hard aan?

Als het de andere is die bepaalt hoe onze boodschap overkomt, hoe kunnen wij daar dan invloed op uitoefenen? We komen volgens Tanner al een heel eind wanneer we beseffen dat er misverstanden en irritaties kunnen ontstaan zonder dat er iemand gek is, gemeen of oneerlijk. Wij kunnen leren stilstaan bij het feit dat anderen misschien niet bedoelen wat wij hen hebben horen zeggen, en dat zij andere dingen horen dan wij hen zeggen. Een beter begrip van de verschillen in conversationele stijl en de gevolgen ervan op de communicatie kan ons helpen veel misverstanden te vermijden of op zijn minst op te helderen. Het kan een opluchting zijn te weten dat een meer harmonieuze communicatie ook kan lukken zonder psychologiseren.

Dit al wat ouder boek is nog steeds niet gedateerd en het onderwerp blijft actueel. Het laat zich over het algemeen vlot lezen, vooral door de herkenbare illustraties. Toch vraagt het nogal wat concentratie om de puzzel te leggen van begrippen en processen in de communicatie.

© Minervaria

Written by minervaria

11 mei 2009 at 20:40

Je begrijpt me gewoon niet

leave a comment »

TANNEN, D., Je begrijpt me gewoon niet. Hoe mannen en vrouwen met elkaar praten. A’dam, Uitg. Bakker, 2006 (16e dr.), 346 pp. – ISBN 978 90 351 3009 8

Conflicten en misverstanden tussen mensen uit verschillende culturen lijken ons vrij vanzelfsprekend. We weten onderhand dat ze te maken hebben met verschillende communicatiestijlen. Maar wanneer mannen en vrouwen met dezelfde culturele achtergrond met elkaar praten worden communicatieproblemen snel op rekening van persoonlijke tekortkoming of onwil geschoven.

De sociolinguïste Deborah Tannen toont in dit boek aan dat de schijnbaar onverklaarbare misverstanden tussen mannen en vrouwen echter evenzeer te maken hebben met verschillende conversationele stijlen als die tussen mensen uit verschillende culturen. Veel wrijvingen tussen mannen en vrouwen in relaties ontstaan doordat beide partijen behoren tot en opgroeien in wat in wezen verschillende culturen zijn. De wereld van mannen is een andere dan die van vrouwen. De spreekstijl van partners is de reflectie van een ander systeem.

Mannen groeien op en leven in een hiërarchische maatschappelijke orde, waarin je als individu een hogere of lagere positie inneemt. Het leven is een krachtmeting met onafhankelijkheid en status als inzet. Menselijke relaties worden als asymmetrisch beleefd en verschillen worden benadrukt. In deze wereld zijn gesprekken onderhandelingen waarin mensen zo mogelijk de overhand proberen te krijgen en te behouden, en zichzelf beschermen tegen pogingen van anderen om hen te overheersen en met hen te sollen. Mannen zijn dan ook eerder geneigd zich in een gesprek in een statuspositie te manoeuvreren en te domineren.

Vrouwen daarentegen benaderen de wereld als een netwerk van verbindingen, waarin het belangrijk is een levensgemeenschap te scheppen en in stand te houden met intimiteit en verbondenheid als doel. In deze wereld zijn gesprekken onderhandelingen met intimiteit als doel en waarbinnen mensen bevestiging en steun zoeken en geven en tot overeenstemming komen. Vrouwen letten in een gesprek op subtiele verschuivingen in verbondenheid en streven naar vriendschap en gelijkheid in bondgenootschappen.

Dit betekent niet dat onafhankelijkheid en status voor vrouwen onbelangrijk zijn, of dat mannen geen intimiteit of verbondenheid nastreven. Over het algemeen vinden zij deze respectieve doelen echter minder belangrijk. Het gaat dus om een verschil in gradatie.

Met dit uitgangspunt bespreekt Tannen een aantal vaak voorkomende misverstanden in en over communicatie van mannen en vrouwen. Als mannen spreken zijn ze bijvoorbeeld vooral gericht op het geven van informatie, vrouwen op het leggen van contact. Mannen zijn daardoor bij openbare gelegenheden vaak veel langer aan het woord, ook omdat ze status willen verwerven. Omwille van het contact zijn vrouwen geneigd gevoelens en geheimen te delen, wat door mannen vaak neerbuigend kletsen genoemd wordt. Vrouwen zijn over het algemeen, omdat ze verbondenheid nastreven, ook minder geneigd op de voorgrond te treden en worden daardoor vaker als incompetent en hulpeloos gezien. Vrouwen en mannen gaan op een andere manier om met conflicten en meningsverschillen. En vrouwen in Westerse maatschappijen geven eerder de voorkeur aan indirecte, mannen aan directe communicatie.

Die specifieke communicatiestijlen zijn reeds vroeg in de ontwikkeling aanwezig en blijven opmerkelijk constant doorheen de verschillende leeftijdsfasen. Opvallend is dat, over de culturen heen, de communicatiestijl van vrouwen systematisch lager gewaardeerd wordt dan die van mannen. Spreekstijlen die als mannelijk worden beschouwd, associeert men met leiderschap en gezag. Met als vrouwelijk geassocieerde spreekstijlen gebeurt dit niet. Daarom wordt van vrouwen bijna overal als vanzelfsprekend verwacht dat zij zich zullen aanpassen. En dat doen ze ook.

Man-vrouw conversatie is volgens Tannen dus communicatie tussen verschillende culturen. Daardoor praten mannen en vrouwen heel vaak langs elkaar heen. Een sociolinguïstische benadering van man-vrouw conversaties als communicatie tussen twee verschillende culturen verklaart gerechtvaardigde ongenoegens zonder iemand ervan te beschuldigen ongelijk te hebben of gek te zijn. Een verklaring doet de ongenoegens niet verdwijnen maar kan wederzijds onbegrip en kritiek uit de wereld helpen.

Deborah Tannen hoopt door haar werk ook de ongelijke waardering te counteren. Met haar analyse en in verschillende voorbeelden benadrukt zij dat mannen en vrouwen een verschillende maar volkomen gelijkwaardige spreekstijl hebben. Hiermee gaat ze in tegen de algemeen gekoesterde opvatting dat vrouwen een moeten proberen om mannen te begrijpen. Als we weten dat iedere spreekstijl waardevol is binnen een bepaald systeem, dan kunnen we ons beide aanpassen en leren van elkaars stijl.

Dit is een wel zeer optimistische visie. Ik betwijfel of het werkelijk zo eenvoudig ligt. In de eerste plaats is het streven naar hiërarchie en status in elke maatschappij veel agressiever en opvallender en levert het onmiddellijke en openlijke maatschappelijke voordelen op. In de tweede plaats zijn de meeste mannen niet zo geïnteresseerd in relationele en intermenselijke thema’s, en informeren ze zich daar niet over.

Vrouwen zullen zich dus, net omdat zij dit belangrijk vinden, blijvend meer moeten aanpassen als ze verbondenheid en intimiteit willen bereiken en een meer harmonieuze omgang met hun mannelijke partners. Tenzij ze zich daarbij neerleggen zullen ze dus ook vaker gefrustreerd en teleurgesteld blijven. Gelukkig zijn de meeste vrouwen sterk in het opbouwen van een hecht sociaal netwerk van vrouwen bij wie ze wel terecht kunnen.

Voor wie dit allemaal te seksistisch lijkt, is het goed te weten dat Tannen beseft dat ze generaliseert. Er zijn immers vrouwen die een communicatiestijl hanteren die aansluit bij die van de meeste mannen, en er zijn ook mannen met een meer vrouwelijke communicatiestijl. Het indelen van vrouwen en mannen in categorieën veegt individuele verschillen niet weg. Op talloze manieren is ieder mens volkomen verschillend van een ander en ook verschillend van de velen die tot dezelfde categorie behoren.

De spreekstijl die in het Westen algemeen door mannen resp. vrouwen gehanteerd wordt, kan bovendien in een andere cultuur best de algemene communicatiestijl zijn. Zo is in de meeste niet-westerse culturen een indirecte stijl gebruikelijk, die in het Westen als vrouwelijk wordt bestempeld.

De inzichten van Tannen zijn gebaseerd op studies in verschillende onderzoeksgebieden. Regelmatig blijft het bewijsmateriaal toch eerder anekdotisch. De vraag is of dit is gebeurd omwille van de leesbaarheid van het boek, dan wel dat er geen ander materiaal voorhanden was. Alhoewel haar theorie ook zonder dit bewijsmateriaal zeer goed herkenbaar is in de realiteit, mag dit niet de toetsteen worden voor de juistheid ervan.

Niettemin toch een aanrader, omdat begrip inderdaad veel ongenoegens minder zwaar doet wegen. En het is bovendien heel vlot leesbaar want geschreven in een eenvoudige taal.

© Minervaria

Kijk me aan terwijl je spreekt

Written by minervaria

30 augustus 2008 at 18:51

Prinsjes en prinsesjes

leave a comment »

CLIFFORD-POSTON, A., Prinsjes en prinsesjes. Begrijp het gedrag van je kinderen. (Vert. When Harry hit Sally) A’dam, Uitg. Archipel, 2007, 327 pp. – ISBN 690 6305 322 2

Boeken over opvoeding, ze intrigeren mij steeds opnieuw. Vooral nu het tijdperk van de hypergevoelige Nieuwe Tijdskinderen op zijn laatste benen lijkt te lopen, prikkelt een titel als deze mijn kritische zin. Hoezo, prinsjes en prinsesjes? Hoezo, begrijp het gedrag van je kinderen? Heeft al teveel begrip ons niet een hele generatie rotverwende jochies opgeleverd? Met het nodige scepticisme ben ik dus begonnen met lezen.

Andrea Clifford-Poston is docente en kinder- en gezinstherapeut. In haar praktijk helpt ze ouders en kinderen met opvoedings- en gedragsproblemen. Volgens haar vinden die niet in de eerste plaats hun oorsprong in gebrekkige opvoedingsvaardigheden van ouders. Geen enkele ouder is immers expert in het opvoeden. Opvoeding is een communicatieproces, waarin beide partijen met hun gedrag iets aan elkaar duidelijk maken. Ouders en kinderen praten met elkaar via hun gedrag. En dit is niet altijd even doorzichtig voor de andere partij.

Daarbij trekken kinderen makkelijk aan het kortste eind. Zij beschikken slechts over beperkte mogelijkheden om duidelijk te maken wat in hen omgaat of te laten weten wanneer ze een probleem hebben. Ze zijn afhankelijk van de bereidwilligheid van volwassenen om te luisteren naar wat zij te zeggen hebben. Als dit niet gebeurt kiezen kinderen vaak voor probleemgedrag, dat volwassenen dan als lastig en ongepast interpreteren. Daardoor komt een vicieuze cirkel op gang, die enkel kan onderbroken worden wanneer volwassenen het gedrag van het kind proberen te begrijpen.

Veel opvoedingsproblemen kunnen volgens Clifford-Poston voorkomen worden en opgelost door het gedrag van het kind als praten te interpreteren. Probleemgedrag is immers een probleem voor volwassenen, maar een oplossing voor de reële zorg of moeilijkheid van een kind. Het is een manier waarop het kind de volwassene probeert zijn zorgen te vertellen.

In de verschillende hoofdstukken bespreekt de auteur normale opvoedingsproblemen zoals rivaliteit tussen broertjes en zusjes, eet- en slaapproblemen, aanpassingsproblemen bij de overgang naar de lagere school, de baas spelen en pesten. Ze laat zien hoe dit gedrag als communicatievorm kan worden opgevat, geeft aan wanneer ouders het als abnormaal moeten beschouwen en misschien professionele hulp moeten zoeken. In de laatste twee hoofdstukken komen de invloed van echtscheiding aan de orde en enkele van de problemen waarmee werkende moeders worden geconfronteerd.

Ze presenteert geen kant-en-klare oplossingen, maar biedt stof tot nadenken over verschillende aspecten van probleemgedrag. Een kind kan daarmee verschillende boodschappen willen overbrengen. Ze besteedt bovendien ruim aandacht aan een vaak vergeten aspect van opvoedingsproblemen, nl. dat het probleem van het kind meestal ook verweven is met de zorgen van de ouders. Kinderen worden immers geboren in een wereld van verwachtingen en fantasieën. Niets roept zoveel jeugdherinneringen op als het ouderschap. Ouders willen in hun kinderen hun eigen aspiraties verwezenlijkt zien. Kinderen én ouders brengen de rest van hun leven door met pogingen om zich zowel van elkaars fantasieën te bevrijden als eraan te voldoen. Ze zijn zich daarvan doorgaans niet bewust. Clifford-Poston formuleert vragen die je aanzetten hierover na te denken.

Dit is een zeer doordacht boek over opvoeden en opvoedingsproblemen, dat verschillende therapeutische en pedagogische invalshoeken combineert zonder de lezer met theorie te overladen. De indeling sluit aan bij de behoefte van ouders: advies voor concrete opvoedingssituaties. Het is vlot geschreven en helemaal niet belerend.

© Minervaria

Written by minervaria

24 februari 2008 at 20:51

Geplaatst in Pedagogie, Taal en Communicatie

Tagged with

Praten met je kind.

leave a comment »

VERBOVEN, A., Praten met je kind. De weg naar een harmonieus gezin. A’pen, Standaard Uitgeverij, 2007, 303 pp. – ISBN 90 02 22261 0

Opvoeden is geen effen pad, geen rechtlijnige beweging. Het is een weg met veel vallen en opstaan, bijsturen en anders bekijken, en steeds opnieuw uitproberen wat werkt en wat niet. Kinderen in hetzelfde gezin verschillen bovendien van elkaar, en wat voor het ene goed is kan voor het andere helemaal anders aflopen.

Ann Verboven geeft vorming over opvoeding en biedt opvoedingsondersteuning aan ouders met kinderen met een handicap.
In haar boek wil ze enkele communicatieve handvatten bieden om de dagelijkse relatie tussen ouder en kind (en iedereen die met opvoeding begaan is) te ondersteunen en hierin enkele inzichten te bieden. Hiervoor maakt ze gebruik van wat ze in haar opleiding tot ouderbegeleider heeft geleerd over opvoedings- en ontwikkelingsondersteuning.

De visie van Thomas Gordon, die in de 70-er jaren van de vorige eeuw furore maakte met zijn boek Luisteren naar kinderen, is voor haar een belangrijke inspiratiebron. De oorspronkelijke inzichten van Gordon zijn uiteraard door hemzelf en anderen verder uitgewerkt en verfijnd. Maar dit is allemaal al meer dan 30 jaar oud en een meer moderne versie zou misschien welkom zijn.

Hierin heeft het boek van Ann Verboven mij toch zwaar teleurgesteld. Zij behandelt de belangrijkste knelpunten in de opvoedingssituaties, van het ondersteunen van je kind wanneer het problemen heeft over het stellen van grenzen tot het omgaan met conflicten. Deze waardevolle inzichten blijken echter niet meer dan een samenraapsel van alles wat zij in haar opleiding en haar werk heeft bijeen gesprokkeld.

De essentie van haar gedachtegang wordt jammer genoeg al te vaak ondergesneeuwd door randinformatie en details. Haar betoog mist structuur en systematiek en ze valt voortdurend in herhaling. De talrijke voorbeelden kunnen daar niet aan verhelpen, want ze zijn vaak onvoldoende uitgewerkt. Bovendien is het taalgebruik ronduit storend. Onvolledige zinnen (bv. “Je kind te verplichten jouw oplossing te volgen.”), stroeve en spreektaal (bv. het kind zijn probleem) ontsieren de tekst. Daar mocht rigoureus in gesnoeid worden.

De lay-out is ronduit onoverzichtelijk, zodat waardevolle schema’s en samenvattingen helemaal niet tot hun recht komen.

Als je dus nood hebt aan enkele opvoedingshandvatten kan je die in het boek van Ann Verboven na enig zoekwerk wel vinden. Maar er zijn veel betere boeken over opvoeding op de markt. En voor een degelijke en overzichtelijke handleiding om echt met kinderen te praten en conflicten op te lossen kan je nog altijd beter bij Thomas Gordon zelf terecht.

© Minervaria

Written by minervaria

21 december 2007 at 20:38

Geplaatst in Pedagogie, Taal en Communicatie

Tagged with

Klantgericht communiceren

leave a comment »

GRUBBEN, E. & R. PLATTEL, Klantgericht communiceren. Handleiding bij het schrijven van enthousiasmerende en overtuigende brieven. Den Haag, Sdu Uitgevers, Academic Service, 2006 (2e dr.), 164 pp. – ISBN 90 5261 563 2

Correspondentie is een onmisbare communicatievorm. De brief wordt bovendien weleens het visitekaartje genoemd van een bedrijf of een instelling. Helaas ziet dit er nogal eens beduimeld uit. De relatie met de klant, de uniciteit, het taalgebruik en de presentatie komen er vaak bekaaid af.

Grubben en Plattel reiken in dit boek technieken aan om brieven te schrijven die de klant overtuigen van de meerwaarde van een organisatie. Het is een praktische gids voor iedereen die brieven schrijft of er verantwoordelijk voor is.
Komen aan de orde:
– de succesfactoren voor effectieve correspondentie,
– de drie hoofdeisen voor geslaagde schriftelijke communicatie: strategische, klantgerichte en correcte en verzorgde correspondentie,
– technieken voor de opbouw van een brief en het formuleren van zinnen,
– veel voorkomende briefsoorten met tips en aandachtspunten, en
– adviezen voor standaardcorrespondentie, e-mails en faxen.

Het is een prettig leesbaar boek, praktisch en overzichtelijk opgesteld en vlot te raadplegen. Ook voor andere doeleinden dan het schrijven van brieven kan het een nuttige handleiding zijn.

De tweede druk is geactualiseerd en in overeenstemming gebracht met het Spellingbesluit-2005.

© Minervaria

Written by minervaria

15 november 2007 at 20:56

Geplaatst in Communicatie, Taal en Communicatie

Tagged with

Waar slaat dat nou weer op?

leave a comment »

van EEMEREN, F. & R. GROOTENDORST, Waar slaat dat nou weer op? De taal van het meningsverschil. A’dam, Uitg. Contact, 1996, 142 pp. – ISBN 90 254 0458 8

Hoe maken mensen duidelijk dat ze het niet eens zijn met elkaar? En wat zeggen ze zoal als ze in een discussie met elkaar tot overeenstemming proberen te komen? Hoe laten ze elkaar weten of ze door elkaars argumentatie overtuigd zijn? Welke woorden en uitdrukkingen gebruiken ze daarbij? Waar slaat dit nou weer op is een inventarisatie van de taal van het meningsverschil.

In dit dunne boekje vind je een massa meer en minder gangbare woorden, uitdrukkingen, spreekwoorden en gezegden die gebruikt worden bij een meningsverschil. Ze zijn geordend naar het ideaalmodel van een redelijke discussie. De indeling van het boekje vertrekt dus bij de uiteenzetting van het standpunt, gaat over de argumentatie in verschillende vormen en eindigt met de afsluiting van de discussie.

Voor de typerende woordenschat aan de orde komt, wordt elke fase van een discussie ook kort toegelicht. Hieronder horen onder andere: wat is argumentatie, deugdelijke en ondeugdelijke argumentatie, de spelregels voor een redelijke discussie, het verdraaien van standpunten.

Het is een handig en leuk naslagwerkje, leerzaam en tegelijk een opfrissing voor wie regelmatig aan mondelinge en schriftelijke discussies deelneemt. En wie de eigen woordenschat terzake wil uitbreiden is er zeker aan het goede adres.

© Minervaria

Written by minervaria

4 april 2007 at 23:11

Geplaatst in Taal en Communicatie

‘Deze meneer wordt morgen geholpen’

leave a comment »

SPRINGORUM, D., ‘Deze meneer wordt morgen geholpen’. Taalgebruik en communicatie in het ziekenhuis. Haarlem, Aramith, 2002, 144 pp. – ISBN 906834 192 8

Een ziekenhuisopname is een vervreemdende ervaring, vooral wanneer je er voor een ernstige aandoening terecht komt. De ontreddering en ontregeling die dit voor de patiënt en zijn omgeving meebrengt kan enkel goed beschreven worden door iemand die het zelf meemaakte.

Dick Springorum, taalkundige aan de KU Nijmegen, werd voor een ernstige aandoening in het ziekenhuis opgenomen. In dit boekje beschrijft hij op indringende en meeslepende wijze zijn eigen ziekte- en ziekenhuiservaringen.

Een ziekenhuis is een totale institutie. De regie over je eigen leven wordt je vriendelijk maar vastbesloten uit handen genomen. Het ziekenhuis hanteert regels die je leven plotseling tot in detail blijken te bepalen: dagindeling, eten en drinken, lichamelijke verzorging, en talloze grote en kleine en begrijpelijke en onbegrijpelijke onderzoeken.

Het komt allemaal aan de orde: de confrontatie met ziekte en de overrompelende veranderingen die dit teweegbrengt in je leven, de angst voor de toekomst, het wennen aan de nieuwe situatie, de onzekerheid over wat al dan niet nog zal kunnen, de eindigheid van het leven. Een ziekenhuisopname trekt je ook uit de gewone wereld weg, die doordraait en je blijkbaar niet nodig lijkt te hebben.

Als taalkundige kan Springorum het niet laten daarbij te letten op de taal en communicatie.
“Want ze vertellen je een heleboel, maar je moest eigenlijk iemand hebben die dat allemaal voor je vertaalt, iemand met wie je dat allemaal op je gemak, zonder tijdsdruk, eens kon doornemen, bepraten.”

Het boekje leest enorm vlot, ook al door de grote letters. Het is zeer herkenbaar voor wie al een of meerdere ziekenhuisopnamen achter de rug heeft en enorm leerrijk voor wie niet in het geval was. En het zou verplichte lectuur moeten zijn voor alle hulpverleners, al dan niet in opleiding.

© Minervaria

Written by minervaria

20 december 2006 at 21:36