Voor u gelezen

Over mens en maatschappij

Archive for juni 2009

De nieuwe koude oorlog

leave a comment »

LUCAS, E., De nieuwe koude oorlog. Hoe het Kremlin Rusland en de wereld bedreigt. (Vert. The New Cold War – And How To Win It) A’dam, Uitg. Nieuw Amsterdam, 2008, 320 pp. – ISBN 978 90 468 0369 1

Met het uiteenvallen van de Sovjet-Unie leek Rusland, de grootste en belangrijkste deelrepubliek, de weg van de liberale democratie op te gaan. Maar na een chaotische periode van anarchisme, ongereguleerd kapitalisme en heerschappij van rijke oligarchen is het met Vladimir Poetin op de terugweg.

In dit boek verdiept Edward Lucas, die voor The Economist al meer dan twintig jaar de ontwikkelingen in Centraal- en Oost-Europa volgt, zich in het beleid van Poetin. Hij laat zien hoe de ‘nieuwe tsaar’ aan de macht gekomen is en erin geslaagd is de politieke en economische liberalisering onder Jeltsin terug te draaien. Met Poetin is de staat net als onder het Sovjetregime weer een groeiende politieke en economische macht geworden.

Maar anders dan het Westen dacht blijkt die macht helemaal niet onschuldig te zijn.
In feite wordt Rusland bestuurd door de FSB, de opvolger van de KGB. Alle ondernemingen, ook de media, worden gecontroleerd door efficiënte geheime politie. Poetin beweert democraat te zijn, maar onder zijn presidentschap zijn de burgerlijke vrijheden beknot en worden andersdenkenden en critici onderdrukt met kwalijke Sovjetpraktijken.

In het Westen veronderstelde men dat Rusland geleidelijk een Westers land zou worden. Dit is een rampzalige vergissing gebleken. Poetin is in Rusland enorm populair. Geen enkele Russische politicus heeft zo lang achtereen de steun van de bevolking genoten. Hij heeft voor economische stabiliteit gezorgd en zijn handelwijze sluit aan bij de ideologie van een sterke leider, die al eeuwenoud is en verankerd in de Russische cultuur. Rusland is geen democratie, ook niet in wording en wil het ook niet worden, stelt Lucas.

De Nieuwe Koude Oorlog gaat echter vooral over de rol van Rusland in de wereld. Rusland wil niet alleen een stabiel regime in eigen land, maar ook zijn geopolitieke macht uitbreiden en verstevigen. Lucas legt uit hoe Rusland daarvoor zijn natuurlijke hulpbronnen gebruikt en het Westen pakt op zijn zwakke plek: geld en winstbejag. Via het zakenleven infiltreert het Kremlin de Westerse landen en voert het daar een verdeel-en-heerspolitiek, die hun positie verzwakt. De eerste slachtoffers daarvan zijn de kleine onstabiele grensstaten en -staatjes, waarmee Rusland territoriale en invloedsconflicten heeft.

Volgens Lucas zal de oude Koude Oorlog niet terugkeren en zijn alle vergelijkingen daarmee anachronistisch en gedateerd. De nieuwe Koude Oorlog vormt minder dan vroeger een directe bedreiging voor de wereldvrede, maar ze is wel verontrustend en zorgwekkend. Het is nu aan het Westen om de situatie eensgezind aan te pakken en zodoende toekomstige zware problemen te vermijden. De Westerse landen moeten met Rusland een relatie opbouwen die gebaseerd is op realisme en nuchterheid. Men moet afstappen van een halfslachtige politiek van toenadering en compromissen. Lucas pleit voor een vastberaden en duidelijke houding tegenover Rusland, zowel op economisch, politiek als moreel vlak.

Dit boek heeft me niet alleen wegwijs gemaakt in een mij relatief onbekend probleem. Het heeft ook een aantal andere zaken verduidelijkt. In de eerste plaats illustreert de Russische situatie dat een overvloed aan natuurlijke hulpbronnen de ontwikkeling van democratie kan beletten (zie Fareed Zakaria). Verder toont de Russische situatie aan dat een democratisch regime niet noodzakelijk is voor economische vooruitgang en welvaart. Dit is de zoveelste logenstraffing van de opvatting dat een kapitalistisch economisch systeem vanzelf wel democratie zal bewerken.

Lucas heeft zich zeer grondig gedocumenteerd. Ik vond het echter een taaie brok. Hij behandelt de materie zo uitvoerig en gedetailleerd dat je als onwetende lezer regelmatig het noorden kwijt bent tussen de vele politieke Russische en internationale organen en instituten. De doorlopende tekst van de hoofdstukken, zonder indeling, maakt het er bovendien niet eenvoudiger op. Blijkbaar moest het werk zeer snel geredigeerd worden wegens de actualiteit. De aardrijkskundige kaarten zijn een pluspunt.

Maar omdat er over Rusland de afgelopen jaren in de media niet veel te lezen valt vond ik dit boek toch vrij informatief.

© Minervaria

Written by minervaria

30 juni 2009 at 19:28

Geplaatst in Politiek

Politieke ideologieën in Vlaanderen

leave a comment »

SANDERS, L. & C. DEVOS e.a., Politieke ideologieën in Vlaanderen. A’pen, Standaard Uitgeverij, 2008, 476 pp. – ISBN 978 90 02 22333 4

Enkele weken geleden trokken de Vlamingen massaal naar de stembus. Inzet: de samenstelling van het Europese parlement, maar ook en vooral de verkiezing van de vertegenwoordigers in het Vlaamse parlement. Van die uitslag hangt de samenstelling van de Vlaamse deelregering af. Bij die gelegenheid worden alle politieke partijen bevangen door profileringskoorts. Er wordt gebakkeleid over concrete pijnpunten en maatregelen, er wordt tegen elkaar opgeboden, beloofd en afgeketst. De gezichten op de borden langs de wegen worden geflankeerd door nietszeggende slogans. Soms moet je nog een keer kijken om te weten voor welke partij ze staan. En waarvoor staan die partijen zelf?

Gedurende ongeveer twee eeuwen, tot halfweg de 20e eeuw, werd het politieke denken in Europa steeds explicieter bepaald door politieke ideologieën. In de twintigste eeuw ontaardden sommige daarvan tot totalitaire regimes die verschrikkelijke bloedbaden hebben aangericht en onafzienbare menselijke ellende veroorzaakt, waarmee vergeleken het beruchte religieuze geweld tijdens de ‘donkere Middeleeuwen’ bijna te verwaarlozen is. In de tweede helft van de twintigste eeuw is politieke ideologie voor velen dan ook een vies woord geworden. Albert Camus was de eerste die in 1946 sprak over ‘het einde van de ideologie’.

Maar kunnen we zonder politieke ideologie? Is politiek zonder ideologie wel denkbaar en wenselijk? Luk Sanders en Carl Devos, respectievelijk docent aan de Evangelische Theologische Faculteit te Leuven en aan de Vakgroep Politieke Wetenschappen van de Universiteit Gent, menen van niet. Politiek en ideologie gaan immers hand in hand. Onze samenleving wordt ideologisch gestuurd. Georganiseerde politieke actie is niet mogelijk zonder een stelsel van ideeën. Ideologieën zijn bovendien onlosmakelijk verbonden met de opkomst van de democratie. Hoe problematisch het soms lijkt, democratie drijft op verdeeldheid. Het mag ons zelfs gerust stellen dat het in een samenleving met een democratische traditie niet zo cruciaal is welke ideologie domineert. De democratie regelt zichzelf wel.

In dit boek laten verschillende deskundigen ons kennis maken met de belangrijkste politieke ideologieën in Vlaanderen en de politieke partijen die er gestalte aan geven.

Een beladen begrip blijkt niet eenvoudig te definiëren. In zijn zeer heldere en instructieve inleiding kiest Luk Sanders voor de bruikbare definitie van de Britse politicoloog Andrew Heywood. Daarna schetst hij hoe de eerste politieke ideologieën zijn ontstaan. Voor het politiek-filosofische ideeëngoed is de term ideologie pas tijdens Franse revolutie geïntroduceerd. Geleidelijk aan werd het begrip steeds vaker gehanteerd als verzamelnaam voor politieke stromingen, wereldbeschouwingen of doctrines.
De belangrijkste politieke ideologieën in Europa zijn het liberalisme, het socialisme en het conservatisme.

Patrick Stouthuysen, hoogleraar Politieke Wetenschappen aan de VUB, bijt de spits af met een voorstelling van de oudste politieke ideologie, het liberalisme. In zijn boeiende uiteenzetting maakt hij duidelijk wat liberalisme wel en niet betekent, verheldert hij de heikele thema’s ervan en tekent hij de geschiedenis uit van de liberale partijen in België. Hoewel de liberale gedachte in nagenoeg alle Westerse landen ruim ingang heeft gevonden, hebben de liberale partijen geen klinkende verkiezingsoverwinningen op hun palmares kunnen schrijven. In het huidige klimaat van onzekerheid en door het gevoel van bedreiging bij veel mensen is de vrije gedachte voor velen niet aantrekkelijk genoeg. Voor de komende jaren voorziet hij dus zwaar weer voor de liberale partijen.

Carl Devos en Tine Boucké, doctor-assistente aan de Vakgroep Politieke Wetenschappen aan de Universiteit Gent, buigen zich in een uitgebreid hoofdstuk over het socialisme, de ideologie van de gelijkheid. Ook al zijn er gemeenschappelijke kernpunten, over de wijze waarop ze bereikt dienen te worden en hoe de realisatie er moet uitzien zijn in de geschiedenis verschillende visies de revue gepasseerd. Ook vandaag is het socialisme geen evidente ideologie. Overal in Europa worstelen de sociaaldemocraten met de praktische vertaling ervan. De woelige en soms bloedige geschiedenis van de socialistische bewegingen en partijen in België vormt daar geen uitzondering op.

Wouter Beke, verbonden aan het Overlegcentrum voor Ethiek aan de Katholieke Universiteit Leuven, licht de christendemocratie toe. De troef van de christendemocratische partijen is dat ze volkspartijen zijn. Ze vertegenwoordigen niet een of andere deelgroep in de samenleving maar verschillende sociale klassen en groepen. Zowel in Europa als in België verzekerde dit hen doorgaans van een ruime deelname aan de macht. Vooral het streven naar stabiliteit, dat steeds een leitmotiv geweest is van de christendemocratische partijen, spreekt mensen aan. Toch ziet Beke een aantal belangrijke verschilpunten met conservatieve partijen. Voor hij de Belgische en Vlaamse geschiedenis van de christendemocratische partijen weergeeft, licht hij het personalisme toe, de ideologische basis van de christendemocratie.

Bruno De Wever, hoofddocent aan de vakgroep Nieuwste Geschiedenis aan de Universiteit Gent en gespecialiseerd in de Vlaamse beweging, en Antoon Vrints, postdoctoraal onderzoeker aan dezelfde universiteit, nemen het Vlaams-nationalisme onder de loep. Ze starten met een bondige, kritische voorstelling van het nationalisme. Daarna geven ze een vrij uitgebreid overzicht van de geschiedenis van de Vlaamse beweging en het Vlaams-nationalisme. Zo lezen we hoe de politieke radicalisering in het interbellum uitmondt in het dieptepunt van verregaande collaboratie met het Nazi-regime. Na de oorlog tekent zich een duidelijke tegenstelling af tussen de reformistische of democratische vleugel en de rechtsrevolutionaire strekking die niet van compromissen wil weten. Op het einde van het hoofdstuk geven ze een handig historisch overzicht van de belangrijkste momenten in de geschiedenis van het Vlaams-nationalisme.

Jos Geysels, Minister van Staat en gewezen politiek secretaris van Agalev (nu Groen!), en Jan Mertens, beleidsmedewerker voor Groen!, belichten tenslotte het ecologisme, de jongste stroming. Ze bieden bovendien een zeer verhelderende bespreking van de verschillen en gelijkenissen met andere ideologieën. De korte wisselende geschiedenis van de groene partij in Vlaanderen komt uiteraard ook aan de orde. In het spanningsveld tussen theorie en praktijk worden ecologische partijen gemakkelijk verdacht van ‘groen moralisme’ en te weinig realiteitszin. Gezien de omvang van structurele ecologische problemen, zo stellen Geysels en Mertens daar tegenover, zou de keuze voor een drastische ecologische politiek wellicht de enige realistische kunnen zijn.

Tijdens het lezen herinnerde ik mij regelmatig politieke beslissingen en standpunten van de respectievelijke partijen die niet strookten met hun achterliggende visie. De discrepantie tussen theorie en praktijk is soms groot. In een democratische en tegelijk complexe en problematische samenleving is het echter helemaal niet gemakkelijk om een ideologie consequent in de praktijk om te zetten. Ideologieën lijken vaak ver van de realiteit af te staan. En hoe graag we het anders zouden willen, ook de politiek is niets menselijks vreemd.

Toch zijn ideologieën nodig en absoluut zinvol om aan coherente politiek te doen, aldus Carl Devos in zijn bondige slotbeschouwing. Ze bieden een kader om problemen te analyseren en vanuit idealen een actieprogramma op te stellen. “Met alleen ideologieën zien we niet veel, maar zonder zijn we blind”, stelt hij.
En hij besluit: “Wie politiek beter wil begrijpen moet weten waar ideologieën voor staan en moet de geschiedenis van de partijen die ze in hun vaandel hebben leren kennen. We hopen dat dit boek daartoe heeft bijgedragen.”

Voor mij is dit zeker het geval. Zonder uitzondering paren alle bijdragen inhoudelijke diepgang aan een helder en inzichtelijk taalgebruik. De pluralistische aanpak en inslag geven het boek een duidelijke meerwaarde. De auteurs zijn er bovendien in geslaagd een verre van sexy onderwerp op een boeiende en verteerbare manier te serveren. Zonder meer warm aanbevolen!

© Minervaria

Written by minervaria

21 juni 2009 at 19:31

Geplaatst in Politiek

Tagged with

Het Methusalem-mysterie

leave a comment »

KNOOK, D., Het Methusalem mysterie. Vergrijzing: een zegen of bedreiging? A’dam/Rotterdam, Uitg. Prometheus/NRC Handelsblad, 2008, 295 pp. – ISBN 978 90 446 1195 3

Bijna overal ter wereld stijgt de levensverwachting en in de geïndustrialiseerde landen in het bijzonder slaat de vergrijzing toe. Bovendien worden daar ook minder kinderen geboren. De combinatie van vergrijzing en ontgroening luidt een demografische revolutie in die de samenleving in de komende decennia ingrijpend zal veranderen.

We leven in een ‘krimpmaatschappij’: het totale aantal mensen per land zal geleidelijk afnemen. Pas tegen 2050 zal deze evolutie stagneren, en krijgen we een bevolkingsopbouw waarin bijna alle leeftijdsgroepen even sterk vertegenwoordigd zijn.

Is dat slecht nieuws, zoals velen ons willen doen geloven, of reden voor nieuwe dynamiek? Staan we erbij en kijken we ernaar, of zien we de vergrijzing als een uitdaging?

De vergrijzing is al lang een feit. Politici, economen en sociologen bakkeleien over wat nu eigenlijk het probleem is wat eraan gedaan moet worden. Foutieve aannames en verkeerde interpretatie van gegevens zijn de inzet van een warrige discussie en leiden tot ‘vergrijzingsangst’. Wie en wat moet je geloven?

Volgens Dick Knook kunnen we de vergrijzing maar het beste zien als een enorme uitdaging, waarvan de effecten zeer ingrijpend zullen zijn. Maar de onomkeerbare gevolgen zullen veel minder zwaar wegen als de samenleving de flexibiliteit en solidariteit kan opbrengen om adequaat te reageren.

Daarvoor is in de eerste plaats een genuanceerd inzicht nodig in de problematiek. We moeten het Methusalem-mysterie doorgronden. In zijn boek neemt Dick Knook een aantal misverstanden over vergrijzing en de gevolgen ervan op de korrel. Ouderdom wordt doorgaans gezien als een kostenpost. Maar is dat wel terecht? En is de veroudering van de bevolking alleen een bedreiging of kan ze ook een zegen zijn?

Eerst verheldert hij wat wij ons bij de complexe demografische veranderingen moeten voorstellen. Er bestaan immers verschillende manieren om de levensverwachting te berekenen en inhoud te geven. Vervolgens bespreekt hij de consequenties van deze evolutie op de gezondheidszorg, de pensioenen, de arbeidsdeelname van ouderen en de toekomstige verhouding tussen ouderen en jongeren in de samenleving. Een groot aantal van die consequenties roepen negatieve beelden op over ouderen. Die gaan echter voorbij aan de belangrijke maatschappelijke bijdrage van deze leeftijdsgroep. Veel ouderen onderscheiden zich door hun belangeloze en onbetaalbare inzet voor het algemeen belang. Die is niet in de cijfers terug te vinden, maar wel van onschatbare waarde voor de samenleving.

De conclusie van Knook luidt dat we de vergrijzing veeleer als uitdaging kunnen beschouwen dan als een probleem. De gevolgen van een veranderende bevolkingssamenstelling zijn vrij goed te voorspellen en dus kunnen we ons nu al daarop voorbereiden. Er is geen reden tot paniekvoetbal als we maar tijdig inspelen op deze ontwikkelingen. De overheid moet een langetermijnvisie ontwikkelen waarin de solidariteit tussen en binnen de generaties centraal staat. Zo is het zeker mogelijk het langer doorwerken voor oudere werknemers aantrekkelijk te maken en hen aan te zetten ook zelf verantwoordelijkheid te nemen voor hun oude dag.

Dit boek gaat over de Nederlandse situatie en de gegevens zijn gebaseerd op Nederlands onderzoek. Volgens Knook staan veel Europese landen er beduidend minder goed voor dan Nederland. Voor de Vlaamse lezers is het zeer jammer dat Knook geen woord vuil maakt aan de Belgische situatie, terwijl hij wel over de toestand in Duitsland, Italië, Frankrijk, Spanje en Portugal spreekt, waar wellicht niemand ooit zijn boek zal lezen. Met een kleine moeite had hij dit hiaat kunnen vermijden.

Maar zelfs met deze beperking biedt Knook een heldere en leerrijke analyse van de problematiek. Hij heeft mij in ieder geval een betere kijk gegeven op een evolutie waarvan ik zelf ook deel uit maak.

© Minervaria

Written by minervaria

12 juni 2009 at 19:34

Geplaatst in Maatschappij

Tagged with

Het Maleise eilandenrijk

with one comment

WALLACE, A.R., Het Maleise eilandenrijk. (Vert. The Malay Archipelago 1869) A’dam, Olympus Pockets, 2009 (3e dr.), 679 pp. – ISBN 978 90 467 0197 3

Precies acht jaar, van 1854 tot 1862, verbleef Alfred Russell Wallace, die zichzelf een reizende natuurvorser noemt, op de eilandengroep in het Zuidelijke deel van de Indische Oceaan die het huidige Maleisië en Indonesië vormt. Het belangrijkste doel van zijn reizen was het verzamelen van planten en dieren voor zijn persoonlijke collectie en in opdracht van musea en liefhebbers. In totaal heeft hij in de loop van zijn verblijf meer dan 125.000 verschillende diersoorten verzameld.
Daar hield hij het echter niet bij. Op basis van zijn nauwkeurige en systematische observaties van het planten- en dierenleven en de geologie van de streek ontwikkelde hij een theorie over het ontstaan en de verspreiding van de soorten.

In dit lijvige boek, dat pas 6 jaar na zijn terugkeer gepubliceerd werd, vertelt hij over zijn verblijf op de Maleisische eilandengroep. Het werk houdt het midden tussen een reisverslag en een natuurwetenschappelijk werk. Wallace beperkt zich niet tot een beschrijving van zijn bevindingen en vondsten. Hij probeert ze ook te verklaren op basis van de toen recente natuurwetenschappelijke ontdekkingen en theorieën, waarvan hij goed op de hoogte is. Hij heeft zeer veel oog voor de geologische gesteldheid van de eilanden en wijst herhaaldelijk op de rol van aanpassing aan omstandigheden als verklaring voor de verschillen tussen soorten. Op basis van zijn bevindingen trekt hij een scheidingslijn – de Wallacelijn – tussen het Aziatische en Oceanische deel van de eilandengroep en verdeelt hij het gebied in 5 samenhangende deelgebieden.

Deze indeling vormt de basisstructuur van zijn boek. Ieder hoofdstuk bevat een uitgebreide en levendige beschrijving van zijn wedervaren en nauwkeurige observaties van de flora en fauna op ieder eiland. Dit was noodzakelijk in een tijd waarin foto’s nog niet bestonden en illustraties zeer duur waren, anders kon het lezerspubliek zich geen voorstelling vormen van de natuur aan de andere kant van de wereld. Als kind van zijn tijd had Wallace er echter geen moeite mee om dieren van alle slag neer te schieten of te vangen om zijn verzameling aan te vullen, waardoor hij het uitzicht ervan gedetailleerd kon bestuderen. Dit zou hem zonder zijn ontzagwekkende kennis van het planten- en dierenleven in de regio en elders op de wereld echter zeker niet gelukt zijn.
In het laatste hoofdstuk van elk deel vat hij zijn bevindingen samen en formuleert hij een theorie over de natuurlijke historie van dit deelgebied.

Behalve aan flora en fauna besteedt hij ook ruim aandacht aan de gewoonten en gebruiken van de inheemse volkeren in de regio. Zeer regelmatig vertelt hij over zijn relaties met de lokale mensen die hij inhuurde om als bediende voor hem te werken en te jagen. Ook de leefwijze en de taal van de plaatselijke ‘wilden’ komt uitgebreid aan bod. Daardoor bevat zijn verhaal ook waardevolle cultuurantropologische gegevens over de verschillende volkeren op de archipel.

Hoewel hij nagenoeg altijd respectvol over deze mensen spreekt, is het relaas van Wallace uiteraard gekleurd door de opvattingen van de koloniale tijd. Met voor ons ongewoon gemak spreekt hij over lagere en hogere rassen en over de beschavingsmissie van de superieure Europeanen. Toch staat hij kritisch tegenover de wijze waarop de verschillende koloniale mogendheden deze mensen besturen. Zijn visie is verrassend modern en sociaal: het centrale doel dient meer welvaart voor iedereen te zijn. Ook vóór de koloniale overheersing werden de gewone mensen immers al uitgebuit, maar dan door hun inheemse vorsten.

Wallace biedt ons bovendien een levendige kijk op de reisperikelen in de tweede helft van de 19e eeuw. Hij bericht uitvoerig over uiteenlopende ongemakken, zijn moeizame en soms teleurstellende speurtocht naar goede vindplaatsen en hoe hij toch elke gelegenheid aangrijpt om zijn verzameling te spekken. Hij mag dan veel dieren gedood hebben, zonder het werk van noeste avonturiers als Wallace zou onze kennis van de natuur en de verschillende culturen nooit zo groot geweest zijn.
Het allermooist vond ik de ontroerende en weemoedige beschouwingen van een ecoloog avant-la-lettre bij het aanschouwen van de pracht en rijkdom van de ongerepte tropische natuur.

Aldus is dit boek niet alleen een reisverslag en natuurwetenschappelijk werk, maar ook een tijdsdocument. Net als zijn tijdgenoot en vriend Charles Darwin, schrijft Wallace bovendien zeer ongekunsteld en eenvoudig. Met ontwapenende eerlijkheid, spitsvondig en humoristisch sleept hij de lezer mee in het wel en wee van een avontuurlijke wetenschapper. Daardoor laat dit dikke boek zich, met en ondanks de vele wetenschappelijke namen en begrippen, lezen als een boeiende avonturenroman. Warm aanbevolen!

© Minervaria

Written by minervaria

8 juni 2009 at 19:36