Voor u gelezen

Over mens en maatschappij

Archive for mei 2007

Het bewustzijn. Een korte rondleiding

leave a comment »

RAMACHANDRAN, V., Het bewustzijn. Een korte rondleiding. (Vert. The Emerging Mind) Nijmegen, Bagas & partners, 2006, 152 pp. – ISBN 90 430 1307 2

De vooraanstaande hoogleraar in de psychologie en neurowetenschappen Vilayanur Ramachandran is bekend geworden met zijn boek Het bizarre brein.
Het bewustzijn is de neerslag van een aantal lezingen die Ramachandran in 2003 hield op verschillende plaatsen in Groot-Brittannië. In deze lezingen stelde hij zich tot doel niet alleen specialisten aan te spreken maar neurowetenschap ook toegankelijk te maken voor een breed publiek. Ik vind dat hij hierin slechts ten dele is geslaagd. Dit is echter niet eigenaardig, gezien de complexiteit van het onderwerp.

Neurowetenschap is vooral gebouwd op de kennis over symptomen van patiënten met hersenletsel. Hieruit probeert de neurowetenschapper af te leiden wat deze symptomen ons vertellen over het functioneren van normale hersenen. Pas als er iets fout gaat, beseffen we immers hoe bijzonder subtiel de hersenmechanismen zijn van onze waarneming, het geheugen, de motoriek, denken en taal, emoties en andere functies. Zijn ervaring met patiënten levert Ramachandran dan ook zeer sprekende voorbeelden.

De meest toegankelijke bijdragen in zijn boek gaan over zijn ‘traditionele’ onderwerpen: fantoomledematen, visuele waarneming en synesthesie.
Ramachandran waagt zich daarnaast aan een neurologische verklaring van de zin voor esthetiek. Hij formuleert ook een eigen, plausibele theorie over hoe in het menselijk brein universele maatstaven voor kunst verankerd zijn.

De moeilijkste bijdrage – hoe kan het anders? – is die over de neurologische grondslagen van het bewustzijn en de vrije wil. Ook al heeft de auteur eenvoud nagestreefd, en worden de betrokken hersengebieden door middel van overzichtelijke tekeningen gepresenteerd, het vraagt van de lezer wel degelijk een ernstige inspanning om het betoog te volgen.

In het boek zijn uitgebreide noten en een literatuurlijst voorhanden ten behoeve van lezers die zich in de verschillende onderwerpen verder willen verdiepen. En er is gelukkig ook een verklarende woordenlijst opgenomen van de meest gebruikte neurologische termen.

© Minervaria

Written by minervaria

31 mei 2007 at 20:48

Gelijkheid en onbehagen

leave a comment »

LUCASSEN, L. & W. WILLEMS, Gelijkheid en onbehagen. Over steden, nieuwkomers en nationaal geheugenverlies. A’dam, Uitg. Bert Bakker, 2006, 143 pp. – ISBN 90 351 3107 x

Zijn migratie en een multiculturele samenleving problematisch? De historici Leo Lucassen en Wim Willems bezetten sinds kort de gezamenlijke leerstoel Sociale Geschiedenis aan de Universiteit Leiden. In dit boekje bundelen zij een aantal lezingen over de geschiedenis van migratie in Nederland door de eeuwen heen.

Deze geschiedenis leert immers dat Nederland, en bij uitbreiding geheel West-Europa, altijd al een land is geweest waar nieuwkomers een plaats zochten én vonden. Immigratie is helemaal niet nieuw, en heeft altijd problemen opgeleverd die ook opgelost werden. Wat wij nu typisch Nederlands of Europees noemen, is eigenlijk het product van de versmelting van sociale en culturele identiteiten die toendertijd als zeer conflicterend werden ervaren.

De uitdrukking ‘joods-christelijke cultuur’ bijvoorbeeld heeft tegenwoordig bijna sloganeske proporties gekregen, vooral om het verschil met de islam te benadrukken. Maar dan vergeet men gemakshalve dat joden in Europa eeuwenlang als problematisch werden ervaren, en dat tot voor kort de verschillende christelijke gezindten elkaar wel konden verscheuren.

Het onbehagen over multiculturaliteit stamt volgens de auteurs uit het Verlichtingsideaal van gelijkheid. In de premoderne tijd was ongelijkheid binnen de samenleving ‘normaal’, nu is het een norm. Dat algemeen wordt geëist dat migranten zich aanpassen vloeit voort uit het ongemak van de ongelijkheid.
Tegelijk hanteren mensen een selectieve kijk op het recente verleden. Het heden wordt daardoor vergeleken met een verleden dat alleen bestaat in hun hoofd. Men vergelijkt een samenleving met hoe ze herinnerd wordt van vroeger. Zo wordt het verleden vaak geïdealiseerd. Er ontstaan dan ook blinde vlekken voor de continue veranderingen waaraan een samenleving onderhevig is.

De auteurs pleiten voor een genuanceerde en vooral historische visie op hedendaagse verschijnselen. Alleen zo kunnen de huidige problemen met migratie op een serene wijze benaderd worden.

Ook al hebben de auteurs het over de Nederlandse situatie, toch is de inhoud ook voor niet-Nederlanders zeer herkenbaar. Omdat de hoofdstukken de neerslag zijn van verschillende toespraken, is het betoog zeer goed te volgen. De tekst is inzichtelijk en zeer vlot geschreven.

© Minervaria

Written by minervaria

24 mei 2007 at 20:39

Geplaatst in Geschiedenis, Maatschappij

Tagged with

De aap in ons

leave a comment »

de WAAL, F., De aap in ons. Waarom we zijn wie we zijn. (Vert. Our Inner Ape. A Leading Primatologist Explains Why We Are What We Are) A’dam/A’pen, Uitg. Contact, 2006 (6e dr.), 264 pp. – ISBN 90 254 2945 0

Frans de Waal begint zijn boek met een opvallende zin: “Je kunt de aap wel uit de jungle halen, maar niet de jungle uit de aap.” Een waarheid als een koe, dat zal iedereen beamen die weleens in de dierentuin heeft rond gelopen. Maar volgens de Waal geldt dit evenzeer voor de mens, de tweebenige mensaap.

Met De aap in ons heeft de bekende en vooraanstaande primatoloog het zoveelste boeiende en gedenkwaardige boek neergezet. Zoals al zijn andere werken is het zeer toegankelijk, want vlot geschreven en wars van vakterminologie.

Dat de mens een naaste verwant is van de mensapen wordt nu alleen nog door fanatieke creationisten ontkend. Maar dat het menselijk gedrag, dat door velen als ‘hoger’ wordt beschouwd, zoveel gelijkenissen vindt bij die verwanten is niet zo bekend en wordt vaker bestreden. Zelfs de meest menselijk geachte eigenschappen als empathie, mededogen, doordachte beslissingen, samenwerking en moraal, blijken echter al zeer prominent én gelijkaardig aanwezig bij chimpansees en bonobo’s. Het sociale leven van mensapen is duidelijk doordringen van intelligente besluitvoering.

In zijn boek verkent de Waal de fascinerende en soms angstaanjagende parallellen tussen het gedrag van primaten en dat van ons. Macht, seks, geweld en vriendelijkheid blijken zowel bij mensapen als mensen even belangrijk en hebben nagenoeg dezelfde rol in de samenleving.

De Waal noemt de mens een bipolaire mensaap. Wij verenigen in ons immers de twee tegenstrijdige aspecten die kenmerkend zijn voor respectievelijk chimpansees en bonobo’s. De menselijke natuur is als een januskop. Zowel de hiërarchische en op macht beluste chimpansee als de egalitaire en vredelievende bonobo lijken zich in de mens te verenigen.

Maar het zijn net die tegenstrijdige tendensen die ons mens maken, en die de mens in staat hebben gesteld om te evolueren tot wat hij nu is. De Waal toont bovendien haarscherp aan dat die tegenstrijdige neigingen alleen maar kunnen bestaan bij gratie van elkaar.

Ook in dit boek demonstreert de Waal zijn indrukwekkende kennis en inzicht in de psychologie van dieren en mensen. Hij illustreert zijn inzichten overvloedig met sprekende voorbeelden uit zijn eigen onderzoekswerk met chimpansees en bonobo’s. Het is overduidelijk dat hij van hen houdt. Hij beschouwt en behandelt hen dan ook als gelijkwaardig.

De Waal zet zich krachtig af tegen alle eenzijdige en ongenuanceerde visies op dieren en mensen. Mensen en primaten zijn zeer nauwe verwanten. Wij hebben allemaal een aap in ons. Dit zien en beseffen maakt ons alleen maar menselijker. Het zou ons moeten aansporen om zorgzaam om te springen met onze neven, want hun voortbestaan is onrustbarend bedreigd. Maar als ze eenmaal uitgestorven zijn, zullen ze ons geen spiegel meer kunnen voorhouden.

© Minervaria

Written by minervaria

18 mei 2007 at 22:07

De Wellnesskliniek

leave a comment »

HOEYBERGHS, J., De Wellnesskliniek. Uithoorn, Karakter Uitgevers B.V., 2006, 174 pp. – ISBN 90 6112 924 9

Jeff Hoeyberghs, cosmetisch chirurg en auteur van het boek Een wereld van wellness, huldigt wat hij noemt een bioprogrammatische kijk op schoonheid. In deze optiek is schoonheid essentieel geweest voor het overleven van de menselijke soort. De manier waarop we naar onszelf kijken is terug te voeren op het feit dat we de best mogelijke afstammelingen op de wereld willen zetten. Volgens Hoeyberghs is het schoonheidsideaal dat mensen koesteren niet ingegeven door cultuur of de media. Die zijn alleen maar een uiting van onze instinctieve behoeften, een oerinstinct dat hij het bioprogram noemt.

Hiermee hanteert hij een wel zeer eenzijdige en hoogst onvolledige kijk op het onderwerp. De psyche van de mens wordt gereduceerd tot zijn biologisch programma. Schoonheid en seksuele aantrekkingskracht worden op één hoop gegooid en alle sociaal-culturele invloeden worden zonder meer van tafel geveegd. Het is correct dat fysieke schoonheid een rol speelt bij de eerste indruk en de sociale positie van mensen. Bij cosmetische chirurgie gaat het echter vaak niet om het uiterlijk op zich, maar wel om hoe iemand zichzelf ziet en beleeft. En dit wordt door veel meer bepaald dan door het ‘biologisch programma’.

Het is dan wel eigenaardig dat in de literatuurlijst ook de werken van Gloria Steinem en Naomi Wolf zijn opgenomen, die zich toch net kritisch uitlaten over het schoonheidsideaal zoals de media ons dat voorschotelen. Daar heeft Hoeyberhgs blijkbaar niet veel uit geleerd. Hij zal er zich niet druk om maken, want het ondersteunt wel zijn eigen missie om mensen, die niet tevreden zijn met hun uiterlijk, door middel van plastische of cosmetische chirurgie een ander aanzien te verschaffen. Een u-vraagt-wij draaien scenario, dus.

Na deze inleiding over het schoonheidsideaal, legt hij in het eerste deel verder uit hoe de plastische chirurgie is ontstaan en hoe daaruit de cosmetische chirurgie is gegroeid. Op zich is dit interessant, ware het niet dat hij elke gelegenheid te baat neemt om de eigen kundigheden en prestaties dik in de verf te zetten en nagenoeg alle anderen als knoeiers af te schilderen. Hetzelfde gebeurt bij de presentatie van zijn eigen privé-kliniek.
Het gehele eerste deel komt daardoor over als een gigantische reclame voor de eigen winkel.

In het tweede deel, De strijd tegen de tand des tijds, krijgen verouderingsverschijnselen en de meest voorkomende cosmetische ingrepen een grondige bespreking. Voor zover ik kan oordelen, is die informatie correct en genuanceerd. Toch zijn tekst en illustraties vaak tendentieus, want suggestief in de richting van een noodzaak aan ‘sleutelen’. In het eerste hoofdstuk over het gelaat bijvoorbeeld wordt het begin van de afnane van de elasticiteit van de huid gesitueerd rond het veertigste levensjaar. De foto’s tonen echter vrouwen van meer dan 80 jaar, met alle symptomen van extreme huidverslapping. En toch mooie mensen!

In het laatste hoofdstuk werpt Hoeyberghs een korte blik op de toekomst. Omdat de chirurg hier werkt op vraag van de patiënt en niet omgekeerd zoals in de reguliere gezondheidzorg, pleit Hoeyberghs ervoor dat de overheid het privé-initiatief (de privé-klinieken) ondersteunt en niet sanctioneert. Over de consequenties met betrekking tot terugbetaling van geneeskundige zorgen rept hij echter met geen woord.

Het boek leest heel vlot en is verzorgd gepresenteerd.

© Minervaria

Written by minervaria

10 mei 2007 at 20:38

Drugs. De mythes en de leugens

leave a comment »

DALRYMPLE, T., Drugs. De mythes en de leugens. (Vert. Romancing Opiates – Pharmalogical Lies and the Addiction Bureaucracy) A’dam, Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2006, 160 pp. – ISBN 90 468 0148 9

Theodore Dalrymple is bekend voor zijn cultuur- en maatschappijkritische columns in verschillende kranten. Hij is arts en werkte in een ziekenhuis en een gevangenis in een Engelse achterstandswijk. Hier deed hij ruime ervaring op met heroïneverslaafden. In dit boek formuleert en beargumenteert hij zijn kritiek op de wijze waarop deze mensen ‘behandeld’ worden.
Volgens Dalrymple is behandeling hier immers niet relevant, want druggebruik en –verslaving zijn volgens hem geen ziekte. Toch wordt dit beeld door nagenoeg alle betrokkenen, van verslaafde tot medicus en overheid, gekoesterd en in stand gehouden.

Dalrymple wil met zijn boek aan deze benadering tegenwicht bieden. Zijn grondstelling luidt dat verslaving weliswaar fysieke gevolgen heeft die een medische behandeling vereisen, maar zelf geen ziekte is. Het is een moreel probleem, een antwoord op existentiële vragen.

Deze stelling onderbouwt hij op verschillende manieren. Eerst ontkracht hij het gangbare slachtofferbeeld dat verslaafden van zichzelf ophangen en dat in de maatschappij door velen wordt overgenomen. Over verslaving wordt algemeen gedacht in termen van overmacht: de verslaafde is in de greep van de drugs en kan er zonder behandeling niet aan ontsnappen. Met nietsontziend nuchter realisme ontmaskert Dalrymple stap voor stap de leugens en uitvluchten die drugsverslaafden vertellen om de verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag te ontlopen. De vooral medische hulpverlening in Groot-Brittannië gaat hier volgens hem kritiekloos in mee door verslaafden te behandelen met vervangdrugs als methadon, wat het probleem eigenlijk nog versterkt. Daar valt heel veel voor te zeggen. Maar hij beweert ook dat de hele hulpverleningssector deze ineffectieve behandelingsstrategie slechts in stand houdt om zichzelf werk en een inkomen te verschaffen. Dit is naar mijn mening een zeer goedkope beschuldiging, die hij op geen enkele manier hard maakt en die riekt naar onterechte verdachtmakerij en populisme.

Volgens Dalrymple wortelt het gangbare beeld van drugverslaving in de romantische literatuur van de 19e eeuw. Schrijvers en dichters als Coleridge en De Quincey, die aan opium verslaafd waren, verspreidden allerlei fantasieverhalen zowel over hun gebruik zelf als over de ontwenningsverschijnselen. Die verhalen pasten in de romantische cultuur van het gevoel, met haar verheerlijking van het subject dat zweeft tussen onuitsprekelijk lijden en extatisch genot. Romantici voelden zich ver verheven boveneen de modale burger in de banaliteit van het dagelijkse bestaan. Hierdoor kregen drugs het aureool van middel om het eigen bestaan te verrijken en te verdiepen.

Binnen onze samenleving doet zich eigenlijk hetzelfde voor. Wij zien een toenemende tendens om het gewone dagelijkse leven als weinig interessant te beschouwen en steeds meer opwinding en exuberante ervaringen op te zoeken (cf. De emotiemarkt). Ook al is voor iedereen het leven in zekere zin teleurstellend, vooral voor jongeren uit achterstandswijken lijkt het nog uitzichtlozer. Ze zijn ontevreden, arm binnen de context van de samenleving, slecht opgeleid en ze voelen zich slachtoffer van onrechtvaardigheid. Hun leven is leeg, en de toekomst lijkt somber. Het leven met heroïne is echter minder saai dan zonder, want drugverslaving is een opwindend bestaan.

Tenslotte onderzoekt D. hoe deze situatie best kan worden aangepakt. Hij is een tegenstander van de legalisering van drugs, omdat de argumenten pro minder zwaar wegen dan de argumenten contra. Zijn eigen voorstel is echter evenzeer teleurstellend. Volgens hem is enige oplossing het stopzetten van alle medische behandeling, behalve voor de zuiver fysieke gevolgen van druggebruik. Voor een arts die jarenlang met de problematiek van drugsverslaving werd geconfronteerd, is dat een bijzonder magere balans. Als hij voorheen de uitzichtloze situatie van de (potentieel) verslaafde jongeren als uitlokkende factor aanwijst, waarom gaat hij daar dan niet meer op in?

Misschien is hij wel bang te ‘links’ te zijn, mocht hij enige maatschappijkritische noot laten horen. Het is inzake drugs immers een favoriet rechts argument tegen sociale politiek, dat niet alle jongeren uit dezelfde situatie verslaafd worden. Derhalve kan men de verantwoordelijkheid helemaal in hun schoenen schuiven en hoeft de maatschappij geen geld uit te geven aan hulp in eender welke vorm.

Niettemin is het boek van Dalrymple wel de moeite van het lezen waard. Hij gaat helder en met gedrevenheid in tegen de goegemeente en verdedigt zijn politiek incorrecte ideeën met verve en stevige argumenten. Ik maakte er kennis met een rechttoe-rechtaan kijk op druggebruik, geschreven in een dito stijl. Het leest ook zeer vlot.

De waarheid over druggebruik ligt echter noch links noch rechts, maar in het midden. Het is zeker zo dat individuele keuzes en verantwoordelijkheid een belangrijke rol spelen. Maar alleen al in het belang van de maatschappij kunnen mensen niet aan hun lot worden overgelaten, omdat ze zelf verkeerde keuzes hebben gemaakt.

En dan is het heel merkwaardig dat Dalrymple de therapeutische gemeenschappen dood zwijgt. Daar zwicht men niet voor het vermeende slachtofferschap van de verslaafde en spreekt hem/haar elke dag aan op de verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag. Het zou onvergeeflijk zijn indien hij als deskundige daar niet eens van afwist. Daarom verdenk ik hem ervan aan stemmingmakerij te willen doen, door deze vorm van hulpverlening niet eens te vermelden

© Minervaria

Written by minervaria

6 mei 2007 at 20:36